Hooggeachte Hoofdredacteur.
Zooeven las ik het door Uwen verslaggever weergegeven rapport van Heeren curatoren der Zuider Handel Maatschappij. Naar mij werd medegedeeld heeft de voorlezing daarvan ander half uur geduurd zoodat dit verslag blijkbaar samengedrongen en niet volledig is. Ik laat tot daaraan toe of Uw verslaggever in plaats van zich te beperken van de door de Curatoren medegedeelde feiten, gerechtigd was dit verslag te betitelen met het kwalificeerend sensationeel opschrift: "Geruchtmakend Faillissement", "Waartoe wanbeheer leiden moet". Er zoude heel wat aan te merken zijn op het verslag en op de wijze waarop het rapport aan het publiek wordt overgebracht, doch het ligt niet op mijn weg daarop in te gaan. Ik zoude daartegen niet opkomen indien de ondergeteekende niet bijna de eenige persoon was die met name genoemd wordt. De desbetreffende passage luidt als volgt: "Vele ingewikkelde finantieele manipulaties hebben daarna nog plaats gehad, zooals de curatoren hebben geconstateerd. Daarin treden verschillende Duitsche banken Nederlandsche banken, en personen (H. F. A. van Rooy Nijmegen, Jhr. Testa e.a.) op. Alle zekerheden, gegeven voor de vorderingen op de Landes Produktenbank te Munchen waren ten slotte gecedeerd of aan derden verpand". Het lezend publiek krijgt, om een zachte uitdrukking te gebruiken, een vreemden indruk van mijn optreden in die manipulaties, zooals Uw verslaggever die gelieft te kwalificeeren, en van gedane cessies, waartusschen mijn naam genoemd wordt, mede in verband met het opschrift en met den toon van het verslag.' Van eenige zoogenaamde manipulatie is bij mij geen sprake; eenige vordering is mij niet gecedeerd. Het tegendeel zoude eerder waar zijn; ik had een vrij groote vordering op de Bank en, van het oogenblik af, dat deze in moeilijkheden geraakte, ten gevolge van het in gebreke blijven der Landes Produktenbank, is door mij zelfs geen poging gedaan om mijne vordering betaald te krijgen of door cessie gedest te worden.