Uw zoekacties: De H. Gerlachus

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
De H. Gerlachus
Datering:
1940
Titel:
De H. Gerlachus
Auteur:
Edm. Koeken, pastoor
Titel tijdschrift:
Katholieke-boerin
Afleveringsnummer:
Katholieke-boerin, 1/4/1940
Samenvatting:
WORDT De H. Isidorus sinds zijn heiligverklaring in 1622 algemeen vereerd als „Patroon van den Boerenstand”, de heilige, wiens naam boven dit artikel staat, draagt reeds eeuwenlang den titel van „Patroon tegen besmettelijke ziekten voornamelijk onder het vee”. Jammer genoeg echter is de H. Gerlacus, die nog wel een Nederlandsche heilige is uit het Bisdom Luik, waartoe vóór 1559 ook een zeer groot gedeelte van het tegenwoordige Bisdom ’s Hertogenbosch behoorde, in ons Brabant nog voor zeer velen een onbekende. En daarom leek het mij, die pastoor ben in Hooge Zwaluwe, waar sinds de oprichting der parochie in 1867 de H. Gerlacus op bijzondere wijze vereerd wordt, goed en nuttig, eens de aandacht van den Brabantschen boerenstand op dezen heilige te vestigen. En ik ben de Redactie van de „Katholieke Boerin” zeer dankbaar, dat dit artikel over den H. Gerlacus juist in de kolommen van dit maandblad kan verschijnen. Immers, wien kan de taak, om de devotie te bevorderen tot een heilige, wiens vereering van belang is voor den boerenstand, beter worden toevertrouwd dan onze Brabantsche boerinnen ? Zij zullen wel zorgen, daar ben ik zeker van, dat ook hun mannen of verloofden of broers kennis nemen van deze korte schets van het leven en de vereering van den H. Gerlacus en hem een plaats geven in hun hart en in hun devotie. Met opzet wordt de aflevering van April gekozen, omdat binnenkort in de plaatsen waar in het Bisdom van ’s Hertogenbosch St. Gerlacus op bijzondere wijze vereerd wordt, zijn feest wordt gevierd, n.1. van Maandag vóór Pinksteren tot en met den tweeden Pinksterdag.
Samenvatting2:
De eigenlijke feestdag is 5 Januari, de sterfdag van den heilige. Doch, toen in 1852 een herziening van de diocesane feesten plaats had, werd als feestdag aangewezen Maandag vóór Pinksteren. Volgens Pastoor Schutjes, die de geschiedenis van het Bossche Bisdom schreef, gebeurde dit „om het invallend feest van Driekoningen” (I bl. 396). Maar, dat juist Maandag vóór Pinksteren werd gekozen, zal wel geschied zijn, omdat op dezen dag in het jaar 1599 door den toenmaligen bisschop van Roermond de plechtige verheffing van St. Gerlacus’ relikwieën en de zegening van den teruggevonden put van den heilige verricht waren.
Gerlacus werd geboren omstreeks het begin der 12de eeuw in het Zuiden van Nederlandsch Limburg. Hij is dus een tijdgenoot van den H. Isidorus, die omstreeks 1070 in de nabijheid van Madrid het levenslicht aanschouwde en 15 Mei 1130 stierf. Maar in tegenstelling met dezen heilige, die vanaf zijn prille jeugd een leven van gebed en arbeid leidde, geraakte Gerlacus, die als kind uit een adelijke familie van jongsaf werd bestemd voor den krijgsdienst, reeds zeer spoedig op den breeden weg des verderfs door het verkeerde voorbeeld zijner vrienden. Zijn macht en invloed misbruikte hij, om armen en weezen te verdrukken. Hij stond derhalve verre verwijderd van het ideaal, dat zoovele middeleeuwsche ridders zich stelden: den dienst van God en den naaste. Eerder moet Gerlacus in die jaren gerangschikt worden onder de zgn. roofridders, die zich aan God noch gebod stoorden. Niets deed dan ook vermoeden, dat Gerlacus tot heiligheid zou geroepen worden. Maar.... Gods wegen zijn wonderbaar en Zijn barmhartigheid kent geen grenzen. Gerlacus had één goede eigenschap, nl. een groote liefde voor zijn vrouw en deze was evenals de vrouw van den H. Isidorus, Maria de la Cabeza (+ 1135), zeer vroom. En die trouwe liefde voor zijn brave vrouw werd zijn redding, doch op geheel andere manier dan wij, menschen, zouden denken.
Samenvatting3:
Omstreeks 1150 bevindt Gerlacus zich in Gulik, de hoofdstad van het gelijknamige hertogdom, om deel te nemen aan een tournooi of steekspel. Te paard gezeten, het schild voor de borst, de lans in de hand treedt hij het strijdperk binnen. Nog een oogenblik en hij zal op zijn tegenstander losstormen. Maar, daar komt een bode spoedt zich naar Gerlacus en deelt hem mede, dat zijn inniggeliefde vrouw met haar rijtuig van de wallen van Valkenburg is omlaag gestort en verongelukt. Dat is voor Gerlacus het oogenblik der genade en bekeering. Plotseling ziet hij in, hoe verkeerd zijn leven tot nu is geweest, en hef is, als hoort hij een stem: „Gerlacus, wat zou er van u worden, wanneer gij eens even plotseling kwaamt te sterven als uwe vrome vrouw”? Hij ziet de vergankelijkheid in van eer en rijkdom. Hij stijgt van zijn paard, werpt de wapenen neer en keert ten aanschouwe van zijn strijdmakkers huiswaarts, gezeten op een ezel. Thuis stelt hij orde op zijn zaken en begeeft zich dan als boeteling, barrevoets gehuld in een haren kleed, bedekt met een ijzeren harnas naar Rome, waar hij zijne zonden belijdt. En Paus Eugenius II, wien hij om een strenge en openbare boete verzoekt, legt hem op, zich gedurende zeven jaren te gaan wijden aan de ziekenverpleging in een hospitaal te Jerusalem. Daar aangekomen, ondervindt hij spoedig, dat de ziekenbroeders hem, als man van hooge afkomst, slechts licht en gemakkelijk werk laten verrichten. Om zich nu aan alle eerbetoon te onttrekken, vraagt en verkrijgt Gerlacus als een gunst, het vee te mogen hoeden in de omstreken van Jerusalem. En zeven jaar lang heeft Gerlacus dit werk, dat in de Middeleeuwen werd overgelaten aan kinderen, zwakken en misdeelden, met alle toewijding verricht. Wellicht heeft God, die met welgevallen zag, dat Gerlacus zich op deze aan alle aardsche eer en bekendheid wilde onttrekken, hem juist hierom later zulk een wondere macht gegeven met betrekking tot het vee.
Samenvatting4:
Hij, die als boeteling het vee wilde hoeden, om een verborgen leven te kunnen leiden, zal later in de Kerk bekend worden als: „Patroon tegen besmettelijke ziekten voornamelijk onder het vee”. Na zeven jaren keert hij over Rome, waar Paus Adrianus IV hem verlof geeft, voortaan als kluizenaar te leven, terug naar het Zuiden van Limburg, naar Houthem, dat later naar hem genoemd is „Houthem-St. Gerlach”. Een holle eik dient hem daar tot woning, een hoop steenen, waarover een harde mat, is zijn rustbed, water uit een nabije bron, die nog altijd den naam „St. Gerlacus’ Put” draagt, is zijn drank, gerstebrood met asch vermengd zijn spijze. Eiken morgen vóór dag en dauw gaat hij naar Maastricht, anderhalf uur ver, om te bidden op het graf van den H. Servatius.
Op Zaterdagmorgen echter voert zijn weg naar Aken, om daar in de kerk van O.L. Vrouw te bidden tot Maria. Veertien jaren lang leidt Gerlacus dit leven van boete, bidden en vasten. Dan is zijn aardsche loopbaan afgelegd en God roept op 5 Januari 1171 zijn boetvaardigen dienaar op voor de hemelsche belooning. Reeds spoedig na zijn dood werd Gerlacus’ graf door vele pelgrims van heinde en verre bezocht. En spoedig bleek ook, dat hij, die tijdens zijn leven zeven jaar lang veel zorg had besteed aan het welzijn van het vee, ook na zijn dood gaarne het gebed verhoorde van hen, die bij zijn graf kwamen bidden voor den welstand van het vee en zand van dit graf en water uit den St. Gerlacus’ put tot dit doel meenamen. Talrijke gebedsverhooringen vinden we opgeteekend in de geschiedenis van St. Gerlacus* vereering. Maar niet alleen in het Bisdom Roermond te Houthem-St. Gerlach, doch ook in het Bossche Bisdom wordt de H. Gerlacus op bijzondere wijze vereerd en wel te Hooge Zwaluwe, zooals reeds gezegd werd, en in Loon op Zand.
Samenvatting5:
Te Hooge Zwaluwe wordt telkenjare het Zomerfeest van den Heiligen luisterrijk gevierd en sinds enkele jaren komen op Pinkstermaandag de Jonge Boeren van den Kring Zevenbergen en ook van Made, Den Hout, Wagenberg en Terheijden vroeg in den morgen ter bedevaart.

Ook de Boerinnen uit den omtrek hebben haar medewerking toegezegd en willen op Zondag vóór Pinksteren, den openingsdag van het Zomerfeest, ter bedevaart komen. Laten zij ervan verzekerd zijn, dat de parochianen van Hooge Zwaluwe, en in het bij zonder de verleden jaar opgerichte Boerinnenbond en de reeds lang bestaande Boerenbond en Jonge Boerenstand, alle pelgrims graag zullen zien komen. Zijn Hoogwaardige Excellentie Mgr. A. F. Diepen heeft verleden jaar in de parochiekerk van Hooge Zwaluwe de Broederschap van den H. Gerlacus kanoniek opgericht. En deze stelt zich ten doel: de godsvrucht te bevorderen tot den H. Gerlacus, vooral als patroon tegen besmettelijke ziekten onder het vee. En zij tracht dit doel te bereiken, door jaarlijks plechtig het feest van den H. Gerlacus te vieren op Maandag vóór Pinksteren en de zeven volgende dagen en door het doen houden van bedevaarten naar de parochiekerk, waarin zich een altaar van den Heiligen bevindt. De leden dezer Broederschap kunnen aan verschillende geestelijke voordeelen deelachtig worden. Ziedaar een korte schets van St. Gerlacus’ leven en vereering. Moge zijne devotie onder den Boerenstand van Brabant meer en meer bekend en beoefen# worden. Mogen velen hun godsvrucht toonen, door als pelgrims het graf van den Heilige te Houthem-St. Gerlach, of de plaatsen, waar hij in het Bossche Bisdom bijzonder vereerd wordt, te bezoeken.
Samenvatting6:
Ja, de H. Gerlacus, de Patroon tegen besmettelijke ziekten onder het vee, en de Naam- of Beschermheilige van hem, die onvermoeid gestreden heeft voor de verheffing van de Brabantsche boeren, welke hij vereenigde in den Noordbrabantschen Christelijken Boerenbond, den Boeren Apostel, Gerlacus van den Eisen, Norbertijn, verdient naast den H. Isidorus, den Patroon van den Boerenstand, een plaats aan eiken boerenhaard, in elk boerenhart.

Hooge Zwaluwe, Maart 1940.
Geografische namen: