461 Missive van den Stadhouder aan het Hof met last om de huislieden en boeren van de Veluwe en de Betuwe te laten monsteren met het op een mogelijken inval van de geuzen uit Vianen, Voorts moet de leengriffier den busmeester vragen of men al de Kartouwen en slangen, die te Arnhem zijn in een paar ponten den Rijn af zou kunnen brengen (Verg. brief van 1 april No. 458). Zie br.m.h.kw.v.Nijmegen No. 5432.

7361 Missive van den richter van Oldebroek aan het Hof. De plakkaten zijn afgekondigd en de bid- en vastendag heeft plaats gehad. Hij protesteert tegen het bevel om de onderdanen zijns ambt te Elburg te laten bolwerken, daar dit 1e in strijd is met de overeenkomst, in mei met Elburg gesloten dat zij een eind dijks zouden maken en daarvoor verder vrij zouden zijn van diensten en 2e met den landbrief van 1321.(Zie No. 7332).
Hij geeft in overweging het beheer over de pastorie-, kerke- en gildegoederen te ontnemen van de boeren (die ze tot hun eigen voordeel aanwenden) en daarmede te belasten den secretaris van het ambt. Zie No. 7373.
Voorts schrijft hij over de herstellingen, door hem uit eigen zak gedaan aan het door hem bewoonde huis (de vroegere pastorie). Hij geeft in overweging, of hij niet die kosten over het ambt zal uitzetten en daarna het huis huren van het Hof als collator

6652 Missive van den richter van Oldebroek aan het Hof, houdende verzoek om maatregelen tegen de inwoners van zijn ambt, die de uitzetting van de contributie willen beletten, voorgevende, dat die door hen binnen Elburg moet plaats hebben. Voorts klaagt hij over het geweld, dat 2 inwoners van Amsterdam door soldaten van Peter Leeuw in zijn ambt is aangedaan, en hierover, dat het Hof iemand heeft gemachtigd om de boeren tot vergoeding der schade te brengen, degene is, die de bron van alle verzet in zijn ambt is.
Hierbij eenige bijlagen

6188 Missive van die van Elburg aan het Hof in antwoord op No. 6181. De gevangene bekent schuldig te zijn aan het gevangen nemen van Duivenvoorde, maar loochend alle medeplichtigheid aan het werpen van boeren in den put te Elten. Schr. zijn vast overtuigd van zijne onschuld daaraan en schrijven de verklaringen uit Nijmegen toe aan haat tegen de soldaten van Schenck