Uw zoekacties: Commanderij van Sint-Jan te Arnhem

0306 Commanderij van Sint-Jan te Arnhem ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0306   Commanderij van Sint-Jan te Arnhem
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Geschiedenis van de archiefvormer en het archief
laatste wijziging 24-06-2024
1.252 beschreven archiefstukken
307 gedigitaliseerd
totaal 5.783 bestanden
Inventaris
1. De commanderij van St. Jan te Arnhem
2. De commanderij van St. Jan te Nijmegen
3. Andere commanderijen
4. Stukken betreffende de teruggave van de ordensgoederen in de Vereenigde Nederlanden, afkomstig van R. Kempinck, gecommitteerde vanwege den prior van Duitschland en rentmeester te Arnhem
5. Stukken waarvan het verband met het archief niet duidelijk is
7. Regesten
7.1. 1185-1350
7.2. 1351-1400
118 Broeder Johan van Colen, commandeur, en het convent van St. Katherinen te Utrecht verklaren, dat zij ten behoeve van hun hoeve te Buren hebben gepacht van broeder Goderd van Cleve, te Nymeghen, en van broeder Jacob Ridder, te Arnhem, hun stadhouders, de Nannekiins kamp in het kerspel Buren
119 Riquin van Berentroede, richter te Velp, oorkondt, dat Gobel van Wassenbergh en Engelbert, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Herman van den Stalle, ten behoeve van jonkvrouwe Ysentrude van Berentroede, al hun goed te Nortlo in de buurschap Uken, in het kerspel Brummen, vroeger eigendom van Jan van Nortlo
120 Ermegard (van den Bergh), abdis van Elten, verklaart Gherid Puekart verlof te geven tot den verkoop van 3½ morgen land, gelegen op den Aelborgh, uit het land, dat hij van haar in pacht heeft, op voorwaarde, dat de kooper het land als tynsgoed van haar en haar abdij houdt
121 Dideric van Hessen, ridder, drost in de Limersche, oorkondt, dat Aliit, vrouw van Gerd Pukert, met Wynant haar zoon, heeft verkocht aan broeder Jacob Ridder, ten behoeve van de heeren van St. Johannes te Arnhem, 4½ morgen land, gelegen in het kerspel Duven op den Hoogen Alborch
122 Dideric van Hessen, ridder, drost in de Limersche, oorkondt, dat Aliit, vrouw van Gerd Pukert, met haar zoon Winant, tot borgen voor den verkoop van een stuk land op den Hoogen Alborch aan broeder Jacob Ridder, gesteld heeft Gerd Puker Henrixzoon, Rembolt van Scadevelt en Bernt bider Weyden
123 Henricus de Jamerlo en Garcilius van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Goswinus van den Gruuthuus, richter te Arnhem, Heyno de Bosinchem heeft bevolen binnen vijftien dagen zijn huis en erf te verlaten, op straffe van 5 pond, wegens pandlegging door de broeders van St. Johannes te Arnhem voor achterstallige jaarrente
124 Henricus de Jamerlo en Hermannus dye Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Goswinus van den Gruuthuus, richter van Arnhem, Heyno de Bosinchem heeft bevolen binnen vijftien dagen zijn huis en erf te verlaten, op straffe van 5 pond, wegens pandlegging door de broeders van St. Johannes te Arnhem voor achterstallige jaarrente
125 Wolter Wiskenszoon en Johan van Renen, schepenen te Doesborgh, oorkonden, dat Weissel Gerard Scaepszoon, met zijn moeder Lute en zijn vrouw Hadewich, verkocht hebben aan Gerardus van Lo een rente van één pond uit hun huis en hofstede
126 Wolter Wiskenszoon en Johan van Renen, schepenen te Doesborgh, oorkonden, dat Gerard van Lo heeft gegeven aan Arnold ten Byvange, pastoor te Spankeren, ten behoeve van de kerk, een rente van één pond 's jaars, die hij had uit het huis en de hofstede van Weissel Gerarts Scaepszoon en diens moeder
127 Dideric van Hessen, ridder, drossaard in de Lymerch (!), oorkondt, dat Gheret Pukert Gheretszoon en zijn vrouw Angnese hebben verkocht aan heer Vrederikus, heer van Bare, een rente van twintig pond uit hun goederen in het land van den graaf van Cleve in de Lymersgh (!), door Gheret voornoemd te lossen met honderd pond
128 Ermgard (van den Bergh), abdis van Elten, verklaart Gerit Gerit Pukerszoon verlof te geven tot den verkoop van 7½ morgen land op den Hoogen Welvelt, dat hij van haar in erfpacht had, op voorwaarde, dat de kooper het land van haar en haar abdij als tynsgoed houdt
129 Henricus de Jamerlo en Garcilius van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gherardus Pukert Gherarduszoon verklaard heeft ontvangen te hebben van heer Gherardus van der Eyk, commendator van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem, de som van honderd pond
130 Dideric van Hessen, ridder, drossaard in de Lymersgh, oorkondt, dat Gheret Puker Gheretszoon, zijn broeder Wynant, Aleyt, hun moeder en Agnese, de vrouw van Gherit, hebben verkocht aan de heeren van St. Jan te Aernhem 7½ morgen land op den Hoogen Welvelde
131 Didderic van Hessen, ridder, drossaard in de Lymersch, oorkondt, dat Gherit Pukert Gheritszoon, hoofdschuldenaar, met Wynant van Eeltingen, Wynant van Duven, Johan Doerwerder, Rembolt van Scadevelt en Gherit Pukert Heynrichszoon als borgen, beloofd hebben den heeren van St. Johannes te Arnhem te waren jaar en dag in 7½ morgen land, gelegen in den Hoogen Welvelde, welk land die heeren gekocht hebben van Gherit Pukert
132 Henricus de Jamerlo en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnoldus de Hulsbergh, met zijn vrouw Aleydis, en Alardus Wynterszoon met diens vrouw Katharina hebben overgedragen aan Agnes de Lopen een erf achter het huis en erf van Henricus de Bosinchem, naast het kerkhof van St. Johannes, uit welk erf een rente van 18 penningen en vier kapoenen gaat
133 Hugo Braem, deken van de kerk van St. Marie te Traiectum, geeft vidimus van de oorkonde d.d. 1321 mei 12 (Reg.no. 43)
134 Johan van Aeldenhave erkent schuldig te zijn uit zijn goed te Aeldenhave een rente van 10 grooten 's jaars aan de kerk te Spankeren, welke hij jaarlijks zal mogen lossen met tien procent van de hoofdsom
135 Notaris Wernerus Jacobszoon van Embrica instrumenteert, dat Margareta, weduwe van Henricus de Biirwisch van Arnem, en Jutta, hun eenige dochter hebben goedgekeurd het legaat van wijlen Henricus Biirwisch aan de broeders van het Huis van St. Johannes van Jeruzalem te Arnem, namelijk een jaarrente van twee pond uit een boomgaard, tuin en erf te Arnem, tegenover den boomgaard van de heeren van St. Johannes, en waarvan Wynandus Ridder ¾ heeft voor 28 grossen en Mathias Faber de rest voor twee grossen 's jaars, waarna Margareta en Jutta dezen boomgaard overdragen aan het Huis van St. Johannes, om jaarlijks hun nagedachtenis te doen eeren
136 Berwoudus dye Joede en Cesarius Jacobi, schepenen te Arnhem, geven vidimus van de oorkonde d.d. 1303 november 2 (Reg.no. 24)
137 Otto Doeus van Lole en Goossen van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Dyderic die Ghruther, als erfgenaam van Clawes heer Claweszoon, en Henric Bothuus de vleeschhouwer als erfgenaam van Agneyte, de vrouw van Clawes voornoemd, verklaren te weten, dat Clawes aan de heeren van St. Johan te Arnhem een rente gegeven heeft van één pond 's jaars, gaande uit een huis en hofstede te Berinchem, waarna zij verklaren, dat dit geschied is met hun goedkeuring
138 Henric van Jamerlo en Otto Doeus van Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Conegont, vrouw van Reyner van den Aenstoet, heeft verkocht aan Egbert van Halle een huis en hofstede, gelegen te Bernichem, waaruit een rente van één pond 's jaars gaat voor Clawes heer Claweszoon
139 Riquin van Puelwiic, priester, ambtman van den heer van Moerse in de Bethu, verklaart, dat Gherit Nacht heeft overgedragen aan Gerith en W..... een hoeve land te Elst in Hollanderbroek
140 Acriin van Raveswade verklaart verkocht te hebben aan den deken en het kapittel te Arnhem, ten behoeve van de kerk, een kamp land te Raveswade, groot elf hond en 35 roeden, waarna hij, met Johan van Beest, zijn oudsten zoon van zijn eerste vrouw, en met Lizabet, zijn tweede vrouw, ten overstaan van Heyn Stelenzoon als voor een gezeten "hof" van den deken en het kapittel, aan wie het land tynsplichtig is, en mede ten overstaan van tynsgenooten, hen in dit land bevestigt
141 Mauritius Saryszoon van Arnem verklaart, dat wijlen zijn vader bij zijn leven aan de heeren van St. Johan te Arnem een stuk land, geheeten dye Scivelwech, gegeven heeft voor zijn zieleheil, en dat hij - Mauritius - daarvan volkomen afstand heeft gedaan
142 Heynrik van der Hellen en Dideric die Velic, schepenen te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1354 april 21 (Reg.no. 130)
143 Heynrich van der Hellen en Dideric die Velic, schepenen te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1354 april 8 (Reg.no,. 128)
144 Johan van Wye, ridder, heer Johanszoon, machtigt zijn neef Hanne die Witte om een regeling te treffen met de heeren van St. Johan te Arnhem over land, dat van Gherit Puyckers geweest is en gelegen is in de Lyemersche
145 Broeder Gerit van der Eyck, commandeur te Arnhem, verklaart, dat hij met toestemming van het convent verpacht heeft hun huis te Malborghen, geheeten die Borgh en het Vorgeborght, aan Dideric van Cleve, zijn vrouw en hun zoon Dideric voor 25 jaar tegen 3 pond 's jaars, terwijl voorts aan den graaf van Cleve jaarlijks 28 hoenders van den Borgh en 2 kapoenen van den Voergheborght toekomen
146 Heynrich van Jamerlo en Dideric die Velic, schepenen te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1354 maart 21 (Reg.no. 127)
147 Heynrich van Jamerlo en Didderich de Velic, schepenen te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1354 april 21 (Reg.no. 131)
148 Dideric van Hulhusen, drost te Huessen, geeft vidimus van den brief d.d. 1358 februari 1 (Reg.no. 145)
149 Hermannus de Scriver en Cesarius Jacobi, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johannes de Cleve senior en zijn vrouw Yda hebben overgedragen aan Gerardus de Eyke, commendator van het Huis van St. Johannes te Arnhem, ten behoeve van het Huis, een rente van twee pond 's jaars, gaande uit het huis en erf van Andreas Sutor, met een schepenbrief van deze rente, om de nagedachtenis te houden van hem en zijn vrouw en van Aleydis, zuster van zijn vrouw
150 Everardus Koernken, Gerardus Hector en Marsilius Vryse, schepenen te Huessen, oorkonden, dat Theodericus de Liin als hoofdschuldenaar, Johannes de Weyda, Wilhelmus, zoon van wijlen Laurencius de Eyden en Gerardus Ghyselberti, diens neef, als borgen, beloofd hebben Godefridus Mounter van Arnem te vrijwaren de helft van 7 morgen land in het kerspel Eylden
151 Otto Doeus de Lole en Godefridus van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Henricus Snoy en Johannes van der Weyden hebben verkocht, namens de kinderen van wijlen Berniri (?) de Elden, aan Godefridus den Munter acht morgen land opten Griete en in den Westervelde achter de kerk van Elden
152 Dederic, graaf van Morse en heer van Bare, en heer Johan van Wye, ridder, heer Johanszoon, geven als houder van een rentebrief ten behoeve van heer Vrederic, heer van Bare, groot 20 pond 's jaars, uit alle goederen van Gherit Pukers Gheritszoon, den heeren van St. Johannes van Arnhem vrijstelling van betaling voor 7½ morgen land op den Hooge Welvelde, vroeder toebehoorende aan Gherit Pukers voornoemd
153 De officiaal van Trajectum en de notarissen Laurentius Maselant en Johannes Parvus de Rienen geven transsumpt, op verzoek van heer Gerardus van der Eyck, commendator van het Huis van St. Johannes te Arnhem, van de brieven d.d. 1319 februari.. en juli 3 (Reg.nos. 40 en 41)
0306 Commanderij van Sint-Jan te Arnhem
Inventaris
7. Regesten
7.2. 1351-1400
153
De officiaal van Trajectum en de notarissen Laurentius Maselant en Johannes Parvus de Rienen geven transsumpt, op verzoek van heer Gerardus van der Eyck, commendator van het Huis van St. Johannes te Arnhem, van de brieven d.d. 1319 februari.. en juli 3 (Reg.nos. 40 en 41)
Datering:
1359 september 5 [[Datum et actum Traiecti in hospitio habitationis nostre ibidem]]
NB:
Oorspr. (Inv.no. 55), met het zeer geschonden zegel van den officiaal en de signaturen der notarissen.
Toegangsnummer:
0306 Commanderij van Sint-Jan te Arnhem
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 26-05-2011
154 Reynout, hertog van Ghelren en graaf van Zutphen, en Edwart van Ghelren, broeders, verklaren, dat zij hun, die gegoed en geërfd zijn in Lopenremarke en in Wiggeremaalschap, toestemming hebben gegeven de houtmark in het Lopenre Bosch en in de Wiggeremaalschap met de heidevelden, die daartoe behooren, te deelen in vrij eigen goed, onder voorwaarde, er nooit meer gemeenschapsgoed van te maken doch dat, zoo iemand er korenland van maakt, de Hertog er dan zijn tienden van zal hebben
155 Reynout, hertog van Ghelren, geeft aan hen, die geërfd en gegoed zijn in de Lopenremark en in Wiggeremaalschap, toestemming een "kolemate" te hebben van het hout, dat uit mark en maalschap zal komen
156 Broeders Johannes, prior, Gerardus, subprior, en het convent der Predikheeren in Sutphania oorkonden, dat zij in het geschil tusschen hen en de broeders van het convent der Orde van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem over vier morgen land bij Westera in het kerspel Elst, voldaan zijn en van al hun rechten afstand doen
157 Goswinus van den Gruuthuus en Theodericus die Velic, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhelmus Hacke heeft overgedragen aan Wolterus Ghiese twee morgen land in Hollanderbroek
158 Claes van Arnhem verklaart, dat hij, op verzoek van heer Heynric van Kelle, de aanspraken heeft ingetrokken, die hij tegen de heeren van St. Johan te Arnhem en hun convent gehad heeft, waarna hij belooft hun vriend te zijn en hen niet meer in hun goederen te hinderen
159 Otto Doeus de Lole en Cesarius Jacobi, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhelmus Pampus en zijn vrouw Gesa verklaren, dat Johannes de Ghiese uit hun huis en erf zal hebben een rente van tien solidi 's jaars
160 Hermannus de Weylhusen, richter te Arnhem, Henricus van der Hellen en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johannes, zoon van Hilla Munters en Hilla zelf hebben overgedragen aan Wolterus Ghiese het huis en erf van wijlen Stephanus ter Lewe, dat wijlen Godefridus Munter in eigendom had, en waaruit Johannes en Hilla 29 solidi 's jaars hebben en Henricus van der Hellen twee kapoenen en twee denariën 's jaars
161 Willem van Droeten, richter in de Nederbetue en te Tyle, oorkondt, dat Wouter Boye en zijn vrouw Elisabet hebben overgedragen aan Otto Gruenwout, commandeur te Yngen, ten behoeve van den commandeur en het convent van St. Johan te Arnhem, hun land in het kerspel Huesden binnen den Poll, een stuk, geheeten Oestermede, voorts een stuk land binnen den Poll, waarnaast de heeren van St. Johan te Arnhem geërfd zijn, voor een erftynsgoed, waaruit jaarlijks een kleine penning aan den hertog van Gelren gaat
162 Ghesbert Zas en Herman van Cleve, schepenen te Arnhem, geven vidimus van den brief d.d. 1335 mei 3 (Reg.no. 78)
163 Broeder Gerrit van der Eyken, commandeur van het Gasthuis van St. Johannes te Arnhem, verklaart, dat de erfgenamen van Steyne 's Costers van Malbergen hebben overgedragen aan Claewes des Veeren, den zoon van Styne voornoemd, 2½ morgen land, geheeten die Prats, bij Brieningerland, welke Styne in erfpacht placht te hebben van de heeren van St. Jan
164 Peter van Steenberghen, richter en rentmeester in Veluen, oorkondt, dat de dochter van Egbert van Halle verklaart schuldig te zijn aan heer Jan Vettehenne, ten behoeve van het convent van St. Johan te Arnhem, een rente van 16 grooten 's jaars uit haar huis en hofstede, gelegen te Berinchem
165 Herman van Weylhusen, richter te Arnhem en van Veluezoom, oorkondt, dat heer Riquin van Berentrade, ridder, verklaard heeft, dat de heeren van het convent van St. Johannes te Arnhem een rente van twee pond 's jaars ontvangen, en nog een rente van twee pond uit het goed te Noertloe in het kerspel Brummen
166 Herman die Scriver en Sariis Jacobszoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Willam die Smit van Hoesden verklaard heeft ontvangen te hebben van broeder Geryd van der Eyke, commandeur te Arnhem, en van het convent tachtig morgen land, liggende te Hoesden binnen den Poll, voor tien jaar en op verschillende, nader omschreven, voorwaarden
167 Gelys Hermanszoon van Oemeren verklaart, dat hij den commandeur, den prior en het convent van Arnhem al het recht, dat hij gehad heeft op hun bouwing op den Pol, heeft kwijtgescholden
168 Notaris Rodolfus Petruszoon de Dozeborch instrumenteert, dat Jacobus Bierwisch en zijn vrouw Elburgis hebben gegeven aan den commendator en de broeders van het convent van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem een rente van één pond 's jaars uit het huis en erf van Hermannus Quenerts in de Ketelstraat aldaar, om missen te lezen voor het genoemde echtpaar en hun gedachtenis te houden na hun dood, terwijl hun erfgenamen deze rente kunnen terugkoopen voor 18 pond
169 Herman van Weylhusen, richter en ambtman te Arnhem, te Brummen en op de Veluezoom, oorkondt, dat heer Riquin van Berentrade, ridder, vrouwe Meyne, zijn vrouw, en Frederic, hun oudste zoon, hebben overgedragen aan heer Gerard van der Eke, commandeur van het Huis te Arnhem der Orde van St. Johannes, het goed Noertloe in het kerspel Brummen, in de buurschap Uken, welk goed Riquin van het Convent te Arnhem in leen had, benevens het tynsgoed, dat daarin gelegen is
170 Cesarius Jacobi en Jacobus Bierwisch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Riquinus de Berentrode, ridder, beloofd heeft, den commandeur van het Huis van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem de goederen te Noertlo in het kerspel Brummen te waren volgens het recht van erfkoop
171 Henric van Hoemut, richter in de Overbetue, oorkondt, dat Albert oppen Rine en zijn vrouw Wobbe hebben overgedragen aan broeder Gherit van der Eyk, commandeur van St. Johannes te Arnheym, ten behoeve van het Godshuis, vijf morgen land, de Groote Maet, gelegen in de maalschap Meynerswiic, waarna de commandeur hun dit land in erfpacht geeft voor vijf pond 's jaars
172 Heynric van Hoemoet, richter en dijkgraaf in de Overbetu, verklaart beslag gelegd te hebben op drie en een halve morgen en dertig roeden land te Angheren, genaamd het Campstuc, op zeven morgen zestig roeden, genaamd de Langhebeemte, en op een boomgaard te Angheren met een hofstede, ter zake van 34 gouden mottonen aan dijklasten, volgens aanwijzing van den heemraad van Overbetuwe, waarna hij deze goederen verkoopt voor de 34 mottonen aan broeder Gherit van den Eyke, commandeur, en aan het Convent van het St. Janshuis te Aernhem
173 Arnt van der Lawic, richter van de Veluen, oorkondt, dat Lutgart en Eeffe Zewoltsdochters, Geryt Zewoltszoon, haar broeder, en Willam van den Have hebben overgedragen aan Peter van Steenbergen het goed, geheeten die Lare, groot 29 morgen, tynsplichtig aan den hertog van Gelren, gelegen in de maalschap Wenem in het kerspel Apeldoren
174 Evert Boeze en Willam Morre, schepenen te Campen, oorkonden, dat Gheerd Zewaldszoon en zijn zuster Lutte ontvangen hebben van Evert Bolleken, uit naam van Peter van Steenberghen, vijfhonderd pond, waarna zij verzoeken het goed en erf geheeten tho Lare, gelegen in het kerspel Appeldorn in de mark Weneme, op hun naam in het tynsboek te schrappen en over te schrijven op Peter van Steenberghen
175 Herman van Weylhusen, richter te Arnhem, oorkondt, dat Arnt van Smalevelde, ten overstaan van hem en van schepenen te Arnhem, alle met name genoemd, erkend heeft van den commandeur en het convent van het Huis van St. Johannes te Arnhem, voor den tijd van 21 jaar, in leen te hebben ontvangen het goed Groot Edincwerde, gelegen in het kerspel Brummen, onder vele voorwaarden van bewoning en bebouweing
176 Henric van Homoet, richter in de Overbethue, en Henric van der Opleghe, tynsheer der heeren van Xantten, oorkonden, dat Aelbrecht Hyllinc en zijn vrouw Beley met Stheven Rabodenzoon van Angeren hebben opgedragen aan den tynsheer voornoemd twee stukken land, gelegen in het kerspel Angeren, die Langhebeemt en het Campstuck, waarna de tynsheer deze overdraagt aan Johannes van der Vettehenne, prior van het Huis van St. Johannes te Arnhem, als een erftynsgoed ten behoeve van den commandeur en het convent van St. Johannes, tegen 20 penningen 's jaars, waarna Aelbrecht Hyllinc en zijn vrouw Belye de twee genoemde stukken land verkoopen aan heer Johannes van de Vettehenne, ten behoeve van den commandeur en het convent van St. Johannes te Arnhem
177 Steven Raboltszoon van Angeren verklaart, dat de commandeur en de heeren van het Huis van St. Johannes te Arnheym gekocht hebben van hem, van zijn moeder zaliger en van Aelbert Hyllinc, den man van zijn zuster, twee stukken land, gelegen in het kerspel Angeren, geheeten Langebeynt en Campstucke, en dat hij zijn aandeel in de koopsom heeft ontvangen
178 Henricus de Jamerlo en Arnoldus Lamberti, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aernoldus van den Gruthuus heeft overgedragen aan heer Johannes Vethenne, prior van het Huis van St. Johan van Jeruzalem te Arnhem, een rente van 28 solidi 's jaars, gaande uit een huis en erf van Theodericus de Novimagium, schoenmaker
179 Arnt van der Lawic, richter van de Veluen, verklaart, dat Reyner Vlesch Johan Reynerszoon en zijn zuster Lisabeth erkennen schuldig te zijn aan broeder Henric Lerinc, commandeur van het Huis van St. Johannes te Arnhem, ten behoeve van het Huis, honderd gouden mottoenen, onder pandgeving van het goed Engelhave op den Eng te Berinchem, een mate en een stuk land, de Elencamp, aldaar, de huizen, die op deze stukken land staan, en een hofstede bij het dorp
180 Arnt van der Lawic, richter van de Veluen, oorkondt, dat Reyner Vlesch Johan Reynerszoon en zijn zuster Lisabeth hebben overgedragen aan broeder Henric Lerinc, commandeur van het Huis en het Convent van St. Johannes te Arnhem, ten behoeve van Huis en Convent, het goed Engelhave op den Eng te Berinchem, waarvan Borro Wittopszoon het andere deel heeft, en een mate, een stuk land, de Elencamp, aldaar, nog een stuk land, dat men ten tyns houdt van den hertog van Ghelre, met de huizen, die hierop staan, en nog een hofstede bij het dorp
181 Gosen van den Gruuthuus en Jacob Birwisch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Reyner Vleische Johanszoon en zijn zuster Lisabeth erkennen ontvangen te hebben van broeder Henric Lerinc, commandeur van het St. Johanshuis te Arnhem, 27 pond voor een erf, de Ellencamp, een mate, een huis en een hofstad, gelegen in het kerspel Bernichem, dat de commandeur van hen gekocht heeft
182 Albert Hilling verklaart, dat de commandeur en de heeren van St. Johannes te Anrheym (sic!) hem de opbrengst voldaan hebben van twee stukken land, de Lancbeemt en de Campstucke, gelegen in Angeren, die behoord hebben aan wijlen Raboet van Angheren, den vader van zijn vrouw
183 Jacob Biirwisch en Goedert van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Elisabeth, dochter van Johan Reynerszoon, erkent ontvangen te hebben van heer Henric Lerinc, commandeur van het Gasthuis van St. Johan te Arnhem, 11 pond 10 schellingen voor haar aandeel in de goederen, die de commandeur van haar en haar broeder had gekocht
184 Henric van Dolre, ambtman te Huessen. oorkondt, scheidsrechter geweest te zijn, toen Otto van Bylant, heer Dirxzoon, en de heeren van St. Johannes te Arnhem vanwege Metken Flenskis, zich verzoend hebben door toedoen van heer Borre van Doernic, ridder, heer Henric van der Borch en van hemzelf
185 Johan Creynic en Dyderic van den Walle, schepenen te Zutphen, oorkonden, dat Steven van Edyngweerde verklaart ontvangen te hebben van de heeren van St. Johan te Arnhem 20 mottoenen, die zij hem schuldig waren
186 Henricus de Jamerlo en Godefridus van den Gruthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gerardus Molner en zijn zoons Johannes en Rikelandis hebben overgedragen aan Lubbertus de Vollenhoe het huis en erf bij Arnhem, naast het huis en erf van Wolter Ghyse, waaruit 2 pond en 4 denariën gaan
187 Henric van Jamerlo en Henric van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gosen van den Gruthuus en zijn vrouw Jutte hebben gegeven aan de heeren van St. Johan te Arnhem, ten behoeve der pitanciën, een rente van één pond 's jaars uit hun huis en hofstede, om hun memoriën te doen en opdat zij de goede werken van het Godshuis deelachtig worden
188 Willem, heer van Bronchorst, verklaart geleend te hebben van Peter van Steenbergen, Johan van der Lawyc, Aernd van den Gruthuus, Wouter Ghyse en Harman van Weilhusen 500 oude schilden, waarvoor hij hun verpand heeft een kwart van den Loebedeschen tol in de rivieren de Rijn, Yssel en Wael, terwijl hij bij verzuim te Arnhem in leisting zal komen
189 Notaris Theodericus de Porta instrumenteert, dat broeder Goswinus Grove, gardiaan van de Minrebroeders te Daventria, ondervraagd door Theodericus Rogghe namens de heeren en broeders van het Huis van St. Johannes te Arnhem, heeft verklaard te weten, dat wijlen Petrus de Steenberghen, knaap, aan de broeders van het Huis te Arnhem bij wijze van legaat en tot memorie van zijn ziel heeft gegeven een rente van 60 pond 's jaars uit zijn goederen ten Lare in het kerspel Apeldoren, naast het goed Werler en de Wetering, terwijl voorts mede daarbij waren Wilhelmus en Gerardus de Steenberghen, broeders van den testator
190 Willam van Steenberghen bevestigt de rente van 60 pond 's jaars, welke wijlen zijn broeder Peter van Steenberghen uit zijn goed te Lare (in het kerspel Apeldoorn) beloofd heeft aan het Gasthuis van St. Johannes te Arnhem, waarna op verzoek van Willam zijn broeders Gheriit en Jan van Steenberghen mede bezegelen
191 Herman van Weylhusen, richter te Arnhem, geeft vidimus van den brief d.d. 1374 februari 8 (Reg.no. 190)
192 Bertoldus van den Gruthuus en Hermannus de Duren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Rodolphus Stout, zijn vrouw Elburgis en hun zoon Rodolphus hebben overgedragen aan Jacobus Praet een zeker erf aan het broekland, naast den Berkerbongert, waaruit een rente van 6 solidi en 3 hoenders gaat
193 Willem de Smyt en zijn vrouw Elizabeth verklaren den heeren van St. Johannes te Arnhem kwijt te schelden alle aanspraken, die zij hadden aan de bouwing te Huesden op den Poll, als dingtaal, brand, deeling, beesten, koren, timmeringen, klacht en schade
194 Herberen van Ysendoren, richter in de Nederbetue, oorkondt, dat Elyas van Beynhem heeft overgedragen aan heer Lambert den Vryesen, ten behoeve van Johan Pot Geritszoon, 16 morgen land in de maalschap Ochten in Kesterenbroek
195 Johan Crenich en Johan Alferts, schepenen te Zutphen, oorkonden, dat Gerd Hugenzoon en zijn vrouw Gese hebben overgedragen aan de heeren van St. Johannes te Arnhem een schepel zaadland, gelegen in Brammeert en behoorende tot het goed Lutteken Edinwerden, in de buurschap Uken in het kerspel Brummen
196 Godefridus van den Gruuthuus en Henricus de Herwen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johannes de Ghiese heeft overgedragen aan Jutte, weduwe van Johannes Ghiers, een rente van 19 solidi 's jaars uit een huis en erf van Gerardus Endeneys, gelegen tusschen dat van Jutte en dat van wijlen Hummelkens
197 Hermannus de Duren en Riquinus Ploech, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Pensa Blomendaels heeft overgedragen aan Jutte, weduwe van Johannes Ghiers, een rente van één pond 's jaars, gaande uit het huis en erf van wijlen Hummekens
198 Johan Pamont en Peter Dyrixzoon, burgers van Deventer, verklaren, ter beslechting van een twist tusschen Dyrix Rogghe, broeder en "ritmeester" van het Huis van de Orde van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem, en Lambert, wijlen Henrix zoon van Adingweerden, dat de genoemde Lambert niets meer te zeggen heeft over de Orde en het Huis, noch over haar goederen, bouwlieden en knechten
199 (Notaris Apollonius Boyen) transsumeert, op verzoek van broeder Johannes Gande, commendator van het St. Katherinen Gasthuis van St. Jan van Jeruzalem te Traiectum, de bul van paus Clemens IV d.d. (1268) februari 9 (Reg.no. 14)
200 Notaris Thomas Theoderici de Ghore transsumeert, op verzoek van broeder Theodericus Rogghe van de Orde van St. Johannes van Jeruzalem, den brief d.d. 1378 juli 16 (Reg.no. 199), van de hand van notaris Apollonius Boyen
201 Johan Corthals, priester, verklaart verkocht te hebben aan Walraven van Wye, ridder, 36 grooten 's jaars, die hij ontving van Ryquien des Vosses zoon als erfpacht van eht land, waar Ryquien op woont
202 Willem ingheen Nywelant verklaart, dat heer Gherit dye Rycke, priester, broeder van het convent te Nymegen van de Orde van het Heilige Gasthuis van St. Johannes te Jeruzalem, van hem heeft gekocht 7½ morgen land, de Ysendarensche camp, gelegen in het kerspel Eylst, in Lyenenrebroek, ten behoeve van heer Gaetschallic van Aerssen, priester, en van de conventen te Nymeghen en te Arnhem, onder meer onder voorwaarde, dat na het overlijden van Van Aerssen diens deel voor de helft aan Nymeghen, voor de helft aan Arnhem zal komen
203 Godefridus van den Gruuthuus en Henricus de Herwen, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Margarita, weduwe van Giselbertus Salomee en haar zoon Reynaldus hebben erkend, dat de heeren van het Huis van St Johannes van Jeruzalem te Arnhem een rente van één pond 's jaars hebben uit hun huis en erf in de Bakkerstraat
204 Frederic van Ambe, rentmeester van de hertogin van Gelre te Huessen en te Malborch, verklaart jaarlijks ontvangen te hebben, vanwege de heeren van St. Johan te Arnhem, 26 hoenders en 2 kapoenen, gaande uit een stuk land gelegen te Malborch, geheeten die Borch
205 Jacobus Lamberti en Hermannus de Duren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Genemannus Birwysch, als hoofdschuldenaar, beloofd heeft aan zijn zuster Margareta te betalen 35 pond op Petri ad Cathedram eerstkomende
206 Jacobus Lamberti en Godefridus van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Geertrudis, weduwe van Kristianus Kivits, heeft overgedragen aan Godefridus de Eylt, prior, en Nycolaus de Turre, heeren of broeders van het Huis van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem, een rente van 10 solidi 's jaars uit haar helft van een huis en hof naast Jacobus Praets, om gelijkelijk onder de broeders van St. Johannes te verdeelen en, wanneer dit niet zou gebeuren, dan de rente over te dragen aan de armen van het Gasthuis van St. Catherine te Arnhem
207 Willem van Gulich, hertog van Ghelre en graaf van Zuytphen, bevestigt de privileges, die zijn grootvader, hertog Reynout, en zijn ooms, de hertogen Reynout en Edewaert den heeren van de Orde van St. Jan geschonken hebben en neemt de commandeurs van Utrecht, Arnhem, Nymeghen, Inghen en Buren met hun goederen in zijn bescherming
208 Jacobus Lamberti en Henricus Beteric, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Hanricus van der Hoeven en zijn vrouw Aleydis hebben overgedragen aan Nycolaus de Turre, heer of broeder van het Huis van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem, één pond 's jaars uit hun erf, genaamd "die Aert"
209 Johan van Bilant, richter te Huessen en te Malborgen, oorkondt, dat Willam van Weelderen en zijn vrouw Jutte hebben overgedragen aan broeder Dirc Rogghe, ten behoeve der pitanciën van het Convent van St. Johan te Arnhem, een rente van 2 pond 's jaars, het eene pond gaande uit een stuk land, geheeten de Wenghe, gelegen in het kerspel Malborgen, het andere pond uit drie stukken, geheeten de Veertien Roeden, de Vier Roeden en de Twee Roeden
210 Johan Bollevegher, pastoor van de kerk te Nymeghen, geeft vidimus van de acte d.d. 1379 november 5 (Reg.no. 207)
211 Herman van Weilhusen, richter te Arnhem, oorkondt, dat Geryt die Wilde Greve heeft gezworen, dat Wolbrich hem de erfenis van zijn broeder Egbert heeft betaald
212 Ysenbeel en Henneken, dochters van Johan van Beynem, jonkvrouwen te Beedbuer in het land van Cleve, verklaren geen recht te hebben in de acht morgen land te Hoesden op den Poll, welke Johan van Beynem, hun broeder, aan den commandeur en het Convent van het St. Johanshuis te Arnhem heeft verkocht
213 Heynric van Wy en Godert Dyrxzoon verklaren, als leenmannen van Claes van Wye, dat Bertout, zoon van Godert Dirxszoon, heeft overgedragen aan Claes van Wye als zijn leenheer 3½ morgen land, geheeten de Breyde, in het kerspel Inghen
214 Claes van Wye verklaart, als hof- en tynsheer, in tyns gegeven te hebben aan broeder Dirc Rogghe, broeder van de Orde van St. Johan, ten behoeve van heer Thomas van Doesborch, commandeur van St. Johan te Aernhem, en van het Convent aldaar, 3½ morgen land, de Breyde, gelegen in de maalschap Inghen
215 Heer Thomas van Doesborch, commandeur van het Huis van St. Johan te Arnheym, verklaart, dat Margriet Bierwysch Arntsdochter met hem en het Convent te Arnheym heeft gekocht en betaald 8 hond land, gelegen in de 3½ morgen, de Breyde, in het kerspel Ynghen, die de commandeur en het Convent gekocht hebben van Bertolt Godertszoon, en waaruit jaarlijks een tyns van een oud groot gaat aan Claes van Wye te Echtelt
216 Heer Thomas van Doesborch, commandeur van het Huis van St. Johan te Arnheym, verklaart, dat Mechtelt van Emmeryc, dochter van Gherlof Hoeft van Harderwiic, met hem en het Convent aldaar heeft gekocht en betaald 5 hond land, gelegen in de 3½ morgen, de Breyde, in het kerspel Ynghen, die de commandeur en het Convent hebben gekocht van Bertolt Goedertszoon, en waaruit een tyns gaat aan Claes van Wye te Echtelt
217 Broeder Johannes Hacke van Buren, prior van St. Johan te Aernheym, geeft vidimus van den brief d.d. 1382 april 23 (Reg.no. 213)
218 Johan van Beynhem Johanszoon, knaap, verklaart verkocht te hebben aan den commandeur van St. Johan te Arnhem, ten behoeve van het Convent aldaar, 8 morgen land in de maalschap Hoesden op den Poll
219 Godert Dirixzoon verklaart verkocht te hebben aan heer Thomas van Doesburch, commandeur, en aan de heeren van St. Johan te Arnheym 3½ morgen land, die Breyde, in het kerspel Ynghen, met als medekoopers Margriet, dochter van Arnt Bierwysch, voor 8 hond van dat land, en van Mechtelt van Emmeric, dochter van Gheryt Hoeft van Herderwic, voor 5 hond
220 Mechtelt, weduwe van heer Jan van Culenborch, verklaart gegeven te hebben aan de broeders van St. Johan te Arnhem 8 hond land in de maalschap Yngen, geheeten de Breyde, in gemeen eigendom met Margrete Arntsdochter en Mechtelde, haar dienaressen, onder voorwaarde, dat de renten zullen komen aan den prior en den pitanciemeester ter verdeeling onder de broeders, die het kruis dragen, bij verzuim het land vervalt aan de kinderen van haar zuster Jutte van Appelt, en dat men in het Convent jaarlijks de gedachtenis zal vieren van de oorkondster, van haar man heer Johan van Culenborch, en van heer Reynout van Culenborch, die stierf als proost te Bremen, en Johan van Culenborch, haar zoons
221 Herman van Weylhusen, richter te Arnhem en te Westerwort, oorkondt, dat Jacob, Gheneman, Geertrud, Margariete en Katerine Byerwysch, broeders en zusters, hebben gedeeld 5 morgen land, welke zij hebben van hun broeder Henric, en die gelegen zijn te Westerwort, aan deze zijde van den Iissele
222 Herman van Weilhusen, richter te Arnhem en te Westerwort, oorkondt, dat Geertruut, dochter van Arnt Bierwisch, erkend heeft schuldig te zijn aan Margriete, haar zuster, 40 oude gouden schilden, waarvoor zij Margriete zet in haar land, totdat de schuld betaald zal zijn
223 Jacob Lambertszoon en Herman van Duren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat vrouw Mechteld, vrouwe van Woudenberch, erkend heeft schuldig te zijn aan Griete, dochter van Arnt Bierwisch, haar jonkvrouw, 100 oude gouden schilden, zoowel van geleend geld als voor bewezen dienst, waarvoor zij al haar goed, haar inboedel en haar benoodigdheden, die zij heeft in het Huis van St. Jan, waar zij woont, in onderpand geeft
224 Diric van Vynen verklaart in erfpacht ontvangen te hebben van heer Thomaes van Doesborch, commandeur, en van het convent van het Huis van St. Jan te Arnhem de 5½ morgen in Westerambe, welke Reynout Wynenzoon in erfpacht had, tegen 10 pond 's jaars
225 Jacob Lambertszoon en Wynant Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van Ghiese heeft overgedragen aan heer Johan Hacke, prior van het Huis van St. Johan te Arnhem, en heer Deric Rogge, pitanciemeester, ten behoeve van de pitanciën, de rente van 10 schillingen 's jaars, gaande uit een huis en hofstede van Willem Pampus, volgens den schepenbrief d.d. 1362 october 25 (Reg.no. 159), door welken deze gestoken is
226 Jacob Lambertszoon en Wynant Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Henric Momme, priester, heeft overgedragen aan den commandeur van het Huis van St. Johan te Arnhem een rente van 10 schillingen 's jaars, gaande uit een huis en hofstede van Geryt van Cleve, welke hem zijn aangekomen door den dood van heer Reynout Momme, zijn broeder
227 Wouter, heer van Ysendoren, ridder, richter in de Nederbetue, oorkondt, dat Elyas van Beynhem en zijn vrouw, jonkvrouw Aleyt, hebben overgedragen aan broeder Jan Hacken te Aernhem, ten behoeve der pitanciën van het Huis te Aernhem, 16 morgen land in de maalschap Ochten
228 Elyas van Beynhem, knaap, belooft broeder Jan Hacke, prior en pitanciemeester van het Godshuis van St. Johan te Arnhem, ten behoeve der pitanciën, 16 morgen land, gelegen in de maalschap Ochten, te waren jaar en dag
229 Broeder Henric Groenwout, commandeur van Utrecht, oorkondt, dat de commandeur en het convent van het Godshuis van St. Jan te Arnhem verklaren, dat broeder Jan Hacke, pitanciemeester, van Elyas van Beynem heeft gekocht 16 morgen land, waarvan 4 morgen strekken ten behoeve der pitanciën te Arnhem, de andere 12 ten behoeve van het Godshuis van St. Jan te Wesel, en dat heer Jan, commandeur te Wesel, deze 12 morgen betaald heeft
230 Broeder Thomaes van Doesborch, commandeur, broeder Jan Hacke en broeder Diric Rogghe, pitanciemeesters, en het convent van het Huis van St. Johan te Arnhem verklaren verkocht te hebben aan broeder Heynric Bothuys een rente van 4 gulden 's jaars gedurende zijn leven, uit een som gelds, die broeder Heynric betaald heeft en die de pitanciemeester belegd heeft in 4 morgen en 1 hond land in de maalschap Ochten, die zij gekocht hebben van Elyas van Beynem
231 De officiaal van Utrecht geeft vidimus van den brief d.d. 1375 october 22 (Reg.no. 194)
232 Henric Scriver, proost te Arnhem, geeft vidimus van den brief d.d. 1384 december 12 (Reg.no. 227)
233 Henric Scriver, proost te Arnhem, geeft vidimus van den brief d.d. 1384 december 13 (Reg.no. 228)
234 Gheryt die Kemp, knaap, verklaart borg geworden te zijn, in plaats van wijlen Jan van der Woert, van Johan Hacken, ten behoeve der pitanciën van het Godshuis van St. Johan te Aernhem
235 Johan Does, richter in de Overbetue, oorkondt, dat Lambrecht Ghiesbertszoon heeft overgedragen aan broeder Johan Hacken, ten behoeve der pitanciën van het klooster van Aernhem, een rente van 18 grooten 's jaars, welke hij had uit het erf van Ghiesbrecht van Eylden en uit dat van Jacop Brant
236 Elyas van Beynem verklaart verkocht te hebben aan broeder Jan Hacken, ten behoeve der pitanciën van het Godshuis van St. Jan te Arnhem, 17 morgen land in de maalschap Ochten
237 Johan Balentier, richter te Omeren, vanwege Steven van Lyenden als momber van heer Dyrc van Lyenden, zoon van wijlen heer Jan van Lyenden, diens broeder, oorkondt, dat Dyrc van Meerten Ottenzoon en zijn vrouw Mechtelt, Willem Ottenzoon en zijn vrouw Lysebet, Gheryt Doys en zijn vrouw Gheertruyt, Gheryt van Meerten Ottenzoon, Splinter van Meerten Ottenzoon en hun zuster Helle, die de vrouw van Jan Lamp was, tezamen hebben overgedragen aan Dyrc Quinten Aelbertszoon 3 morgen en 2 hond land, gelegen in het kerspel Omeren, naast het land van Elyas van Beynhem
238 Heyne Scadde verklaart schuldig te zijn aan de heeren van St. Jan te Arnhem een rente van 3 penningen 's jaars uit een erf, huis en hofstede, gelegen in de Corterstraat (te Arnhem)
239 Johan Doys, richter in de Overbetue, oorkondt, dat Wouter Ghyese, zijn vrouw Gheertruyt en zijn dochter Margaryte hebben overgedragen aan heer Thomas van Doysborch, broeder van de Orde van St. Jan, 8 morgen land, in verschillende stukken verspreid gelegen in het kerspel Eylden
240 Wynant Scriver en Jacop Bierwisch Johanszoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Evert Heyster heeft gepacht van Margrete Bierwisch haar kamp bij den dijk, groot 3 morgen, voor 5 jaar, tegen 7½ oude gouden schilden 's jaars
241 Jacop Lambertszoon en Wynant van Arnhem heer Wynantszoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Gheryt Bothuus en heer Geryt Stapelriem, priester, vanwege de gezellen van de Oude Kerk te Arnhem, en Byna Ketelhoets, aan heer Johan van Bueren, prior, en heer Deric Rogge, ten behoeve van het Godshuis van St. Johan te Arnhem, hebben kwijtgescholden de 20 schillingen 's jaars, die de gezellen uit hun Godshuis hadden, en die Byna hun gegeven had om haar nagedachtenis te onderhouden
242 Steven van Lyenden verklaart, dat Steven van Gaerden, Johan, Willem en Agniese zijn kinderen, voor hem als voor een hof en voor de tynsgenooten hebben overgedragen aan Dyrc Quinten Aelbertszoon 4½ morgen land, de Haverscaer, als een vrij tynsgoed
243 Johan van Gaerde, Willem van Gaerde en Agnyese, hun zuster, beloven Dyrc Quynten Aelbertszoon de 4½ morgen land, de Haverscaer, gelegen te Ommeren, te waren
244 Walraven van Wye, ridder, verklaart, ter nagedachtenis van zijn ziel en van die zijner vrouw Aleyd, gegeven te hebben, ten behoeve der pitanciën, aan het Godshuis van St. Jan te Aernhem een rente van 36 grooten 's jaars, die hij gekocht had van heer Jan Corthals, priester gaande uit land van Rycwinus die Voss, bij de Kander Wayen (?)
245 Herman Lambertszoon verklaart gepacht te hebben van Wolter Ghiesen 22½ morgen land in het Hollanderbroek, voor 6 jaar, tegen 2½ oude gouden schilden den morgen 's jaars, onder verschillende pachtvoorwaarden
246 Steven Ploech en Jacop Lambertszoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Megginck heeft uitgegeven aan Claes Huninc een hofstede, gelegen op de Praest, voor één pond kleine penningen en 4 hoenders 's jaars
247 Herman uten Werde en Lambert van Herwen, schepenen te Huyssen, oorkonden, dat Wouter Gadenzoon erkend heeft schuldig te zijn aan heer Gerit dye Riick, commandeur van St. Johan te Arnhem, 20 Geldersche guldens, te betalen op St. Jacobsdag eerstkomende, en te peinden uit al zijn goederen
248 Herman uten Werde en Lambert van Herwen, schepenen te Huyssen, oorkonden, dat Johan Bysscop erkend heeft schuldig te zijn aan Gerit dye Riick, commandeur van St. Johan te Arnhem, 20 Geldersche guldens, te betalen op St, Jacobsdag eerstkomende en te peinden uit al zijn goederen
249 Paus Bonifacius IX staat alle vrijheden en privileges, verleend aan de broeders van het Hospitaal van St. Marie van de Duitsche Orde, ook toe aan de broeders van het Hospitaal van St. Johannes van Jeruzalem
250 Arnt ten Have, richter te Arnhem en Westerwort, oorkondt, dat Kateryne, dochter van Arnt Bierwisch, haar morgen land in Westerwordervelt niet verkoopen zal zonder toestemming van Margrite, haar zuster
251 Arnt ten Have, richter te Westerwort, oorkondt, dat Geertruyt, Margriete en Catherine, dochters van Arnt Bierwisch, hebben verdeeld haar drie morgen land in Westerwoerdervelde
252 Johan van Culenborch, richter te Mouderic en Eck, oorkondt, dat Steven Doys van Voern en zijn vrouw joffer Ghiisbert hebben overgedragen aan Gheriit uten Weerde Roelofszoon 12 morgen land en 2 hond, gelegen in de maalschap Mouderic in den Roetert
253 Steven Doys van Voern, knaap, en zijn vrouw joffer Ghiisbert van Voern verklaren verkocht te hebben aan Gheriit uten Weerde Roelofszoon 12 morgen land en 2 hond, gelegen in de maalschap Mouderic in den Roetert
254 Herman van Wye, richter in de Nederbetue, oorkondt, dat Jan uten Elsweert en zijn vrouw Feynse, Jan Jort en zijn vrouw Elsbeen, Willam Jort en zijn vrouw Belye hebben overgedragen aan heer Aelbert van Kolkewiic, priester, broeder der Orde van St. Jan, ten behoeve der Orde, 4 morgen land, gelegen in de maalschap Ingen op de Santscoten
255 Arnt van der Lawyc, ridder, met zijn vrouw Aliit en hun zoons Rolof en Henric, verklaren Johan van Beerse geheeten Van Brabant gezet te hebben in hun tienden op de Eldenreweide, in het kerspel Elden, in hun raettiende te Heervelt en in hun tiende te Setten, zoodat Johan voorgenoemd jaarlijks daaruit beuren zal 300 gouden schilden, totdat hij in totaal 900 schilden gebeurd zal hebben
256 Broeder Gheryt die Ryke, commandeur van het Gasthuis van de Orde van St. Johannes te Arnhem, broeder Johan Hacke, prior, en broeder Johan van Lettouwen, pitanciemeester, verklaren, dat zij, met toestemming van Rutgher Pauwels, commandeur van St. Katherinen te Utrecht, hebben ontvangen van meester Kersten Molnar, physicus der stad Arnhem, 72 Geldersche guldens, waarvoor zij gekocht hebben 4 morgen land, de Zantschoten, gelegen in het kerspel Inghen, voor welke som zij meester Kersten, zijn leven lang, 5 gulden zullen betalen uit de pitanciën van het Huis te Arnhem
257 Henricus Scriver, proost van St. Walburg te Arnhem, en het kapittel aldaar geven vidimus van de bul van paus Bonifacius IX d.d. 1389 december 11 (Reg.no. 249)
258 Dirc, heer van Lienden, knaap, verklaart, dat Jan, bastaard van Lienden, zijn broeder, voor hem heeft zitting gehouden als een hof en dat voor hem en zijn tynsgenooten Elyaes van Beynhem en diens vrouw, jonfrou Aliit van Drueten, hebben overgedragen aan heer Gheryt den Rycken, broeder van de St. Jansorde, ten behoeve van het Godshuis van St. Jan te Aernhem, 17 hond land, geheeten de Oude Weyde, gelegen in de maalschap Oemeren
259 Elyaes van Beynhem verklaart verkocht te hebben aan heer Gheryt den Rycken, broeder der Orde van St. Johan, ten behoeve van het Godshuis van St. Johan te Aernhem, 17 hond land, geheeten die Oude Weyde, als een vrij eigen tynsgoed, jaarlijks met 2 penningen te vertynsen aan Dirc, heer van Lyenden, knaap
260 Broeder Gherit die Ryke, commandeur van het Godshuis van de Orde van St. Johan te Arnhem, Jan van Lettouwen, prior en pitanciemeester, en het Convent verklaren met toestemming van heer Rutgher Pouwels, commandeur van St. Katherina te Utrecht, ontvangen te hebben van meester Kirsten Moelner, physicus der stad Arnhem, .... en 40 oude schilden, die zij belegd hebben in 17 hond land, in de Oude Weyde, in het kerspel Omeren, voor welke som zij meester Kirsten, gedurende diens leven, 5 gouden schilden 's jaars zullen geven
261 Arnt van Lyenen, richter in de Nederbetue, oorkondt, dat Jan Borre, met zijn vrouw Willem en haar zuster Liisbet, hebben overgedragen aan heer Gerid den Rycken, commandeur te Arnhem, ten behoeve van het Godshuis van St. Jan aldaar, 7 hond land in de Oude Weyde in de maalschap Omeren, 5 morgen op Spilbarch, 1 morgen op Volkenham en 16 roeden naast land en erf van de kerk van Huysden
262 Jan Bor Dirxzoon verklaart verkocht te hebben aan heer Gheryt den Riken, commandeur van het Godshuis van St. Johan te Arnhem, de helft van 7 morgen land, gelegen in het kerspel Oemeren, 1 morgen en een half hond in de Oude Weyde, 5 morgen op Spilbergh en 1 morgen op Vollenham in het kerspel Oemeren
263 Deric die Roever van den Bollic en zijn vrouw Katheriin verklaren verkocht te hebben aan heer Gerit den Ryken, commandeur van St. Johannes te Arnhem, 1 morgen land te Inghen op de Zantscoten
264 Dirc die Grueter Gheritszoon en zijn vrouw Margriete verklaren toegestaan te hebben, dat Wouter Ghyse aan het Godshuis van St. Jan te Arnhem verkocht heeft 23 morgen land in Hollanderbroek, die hij van den heer van Moers ten tyns had, en de "Lewe" met huis, hofstede en erf, gelegen buiten de St. Janspoort te Arnhem
265 Otte Lampe en zijn vrouw Berthe, Herman Alartszoon en zijn vrouw Geirtrud verklaren verkocht te hebben aan Gherit den Ryken, commandeur van het Godshuis van St. Johan te Arnhem, 2 morgen en 1 hond land, gelegen in het kerspel Omeren, naast het erf van Helias van Beynem eenerzijds en dat van Quints erfgenamen aderzijds
266 Giisbert Foyer, richter van jonker Dirc van Lyenden, oorkondt, dat Otte Lampe en zijn vrouw Berthe, Herman Alartszoon en zijn vrouw Geirtrud hebben overgedragen aan heer Gerit den Ryken, commandeur van het Godshuis van St. Johan te Arnhem, 13 hond land in het kerspel Oemeren, naast land van Helyas van Beynem
267 Aernt van Lunenborch, hof- en tynsmeester van den prelaat Willam van der Couster, domproost te Utrecht, verklaart van Dyrc Rutgherszoon ontvangen te hebben een vrij tynsgoed, een halve hoeve veen in het Amerongher veen, welke deze overgedragen had aan heer Gheryt den Rycken, commandeur van het Godshuis van St. Jan te Aernem, waarna Aernt van Lunenborch mede dit tynsgoed opdraagt aan den commandeur
268 Wynant Scriver en Jacop Bierwisch Johanszoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat meester Kerstien Mollener, physicus, heeft erkend schuldig te zijn aan heer Gheryt den Rike, commandeur van het Godshuis van St. Johan te Arnhem, 100 oude schilden, waarvoor hij den commandeur in al zijn goederen heeft geëigend
269 Arnt van der Lawic, ridder, verklaart verkocht te hebben aan Jan van Beerse Segherszoon, geheeten Van Brabant, zijn tiende in de Eldenre weide
270 Wynant Scriver en Gosen Velic, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wychman van Nulde, anders geheeten Buerken, heeft overgedragen aan Ave van Aerde de helft van een goed, gelegen buiten de St. Janspoort, tusschen den hof van Nenneken van Steenren en dien van Floerken
271 Broeder Gherit die Ryke, commandeur van het Gasthuis van St. Jan te Arnhem, verklaart gekocht te hebben, ten behoeve van het Godshuis, van Jan Borre en zijn vrouw Willem 7 hond land, gelegen in de maalschap Ommeren in de Oude Weyde, 5 hond op Spilbarch, 1 morgen land op Volkendam en 16 roeden naast land en erf van de kerk van Hoesden, van welk land Margriete Bierwisch, "onse zuster", het vierde deel gekocht heeft voor 70 Geldersche guldens, waarvoor zij gedurende haar leven jaarlijks een vierde deel der opbrengst zal ontvangen
272 Dyrc Wynant, knaap, verklaart te beleenen als een hof, Roelof van Apcoude, ten behoeve van heer Gheryt de Riic, commandeur van St. Johan te Aernem, met een akker veen, 6 roeden breed en gelegen in Ameronghen, tynsplichtig aan Dyrc Wynant, voor den tijd van honderd jaar
273 Wilhem van Gulich, hertog van Gelre en van Gulich en graaf van Zutphen, vergunt den heeren van de Duytsche Orde voor niemand terecht behoeven te staan dan voor hem zelf, en neemt hen en hun goederen in zijn bescherming
274 Broeder Claes van den Toern verklaart gegeven te hebben aan de pitanciën van het Godshuis van St. Johan te Arnhem de helft van 2 morgen land, in de Tienweerd in het kerspel Ingen, waarvan hij de andere helft heeft gegeven aan de pitanciën van het Godshuis van St. Katherine te Utrecht, onder voorwaarde, dat de renten zullen dienen om er, ten behoeve der pitanciën, zijn gedachtenis mede te houden en anderdeels schoenen te koopen voor arme lieden
275 Heinric Willemszoon en zijn vrouw Mechtelt verklaren verkocht te hebben aan heer Gerit den Ryken, commandeur van het Godshuis van St. Johannes te Arnhem, de helft van 6 morgen land, gelegen in het kerspel Inghen
276 Jan Lampe, knaap, verklaart verkocht te hebben aan heer Gherit den Ryken, commandeur te Arnhem, ten behoeve van het Huis, 6½ hond land, gelegen in het kerspel Omeren op Volkenham, welke hij belooft te waren
277 Giisbert Foyer, richter van jonker Dirck van Lyenden te Omeren, oorkondt, dat Jan Lampe heeft overgedragen aan heer Gherit den Ryken, commandeur van St. Johan te Arnem, ten behoeve van het Huis, 6½ hond land, gelegen te Omeren op Volkenham
278 Heinric Willemszoon en zijn vrouw Mechtelt verklaren te hebben overgedragen, ten overstaan der tynsgenooten, de helft van 6 morgen land te Inghen aan heer Gerit den Ryke, commandeur der Orde van St. Jan te Arnhem
279 Gosen Velic en Arnt Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Margariete Bierwisch schuldig is aan heer Gheryt die Rike, commandeur van het Huis van St. Johannes te Arnhem, ten behoeve van het Huis, 100 oude gouden schilden, waarvoor zij hem ten pand heeft gegeven al haar eigendommen binnen de vrijheid en de muren van het St. jans Huis
280 Gheenman Bierwisch Arntszoon maakt zijn zuster Margriete machtig in al het goed, hem aangekomen van wijlen zijn zuster Geertruydt, om daarmee te doen als met haar eigendom
281 Jacop Bierwisch Johanszoon en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Reyner die Grote en zijn vrouw Geertruut hebben overgedragen aan heer Gheryt den Rike, commandeur van het Godshuis van St. Johan te Arnhem, een rente van 2 oude gouden schilden 's jaars, om dag en nacht een lamp brandende te houden in de St. Janskerk voor het Sacrament, voorts 2 schilden 's jaars, om hun gedachtenis te houden en nog 2 schilden, om voor de armen hemden en schoenen te koopen, alles gaande uit hun huis en hofstede en een morgen land in het Arnhemmer broeck
282 Wynant Scriver en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Catherine Bierwisch Arntsdochter schuldig is aan haar zuster Margarete 80 nieuwe Geldersche guldens, waarvoor zij haar al haar goed in pand heeft gegeven
283 Wynant Scriver en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Catherine Bierwisch Arntsdochter schuldig is aan haar zuster Margarete 25 oude gouden schilden, waarvoor zij al haar goed als pand heeft gegeven, dat zij voorts heeft gegeven aan het Godshuis van St. Johan te Arnhem 10 nieuwe Geldersche guldens, om haar nagedachtenis jaarlijks te houden, aan den prior van St. Johan één oud schild, aan de gezellen in de Oude Kerk te Arnhem 4 nieuwe guldens voor haar nagedachtenis, voorts aan de Begijnen in Bertraet Costershuis één gulden, aan het Gasthuis van St. Claes te Arnhem één gulden, aan Aliit van Angeren 2 gulden en een koperen pot, en aan Griete, dochter van haar broeder Jacop, haar beste huik en één gulden, alles te betalen uit het goed, dat zij na haar dood nalaat
284 Broeder Rutgher Pouwels, comamndeur van het Godshuis en balyer van St. Katherine te Utrecht van de Orde van St. Johan, en de prior en het convent van St. Johan te Aernem verklaren, dat Margriete, dochter van Aernt Bierwisch, heeft gegeven 2 morgen land in het gericht Westervoert in het Broek, ten behoeve van de pitanciën van Aernem, waarvoor zij uit het Godshuis en de pitanciën te Aernem, haar leven lang, jaarlijks 6 oude Frankrijksche schilden ontvangen zal en, na haar dood, haar zuster Katherine 2 oude schilden 's jaars
285 Broeder Rutgher Pouwels, commandeur van het Godshuis en balyer van St. Katherine te Utrecht van de Orde van St. Johan, broeder Johan van Lettouwen, prior, en het Convent van St. Johan te Aernem verklaren, dat Katherine, dochter van Aernt Bierwisch, hun heeft overgedragen ten behoeve van het Godshuis te Aernem, een morgen land in Westervoerder broek, waarvoor Katherine haar leven lang zal ontvangen van het Godshuis 4½ oude Frankrijksche schilden
286 Johan die Gruter Derixzoon, richter te Arnhem en van Veluenzoom, oorkondt, dat jonkvrouw Griete van Cleve heeft overgedragen aan heer Johan van Lettouwen, prior van het Huis van St. Johan te Arnhem, 2 morgen land in het kerspel Velp
287 Broeder Johan van Lettouwen, commandeur, en het convent van het Godshuis van St. Johannes te Aernhem verklaren ontvangen te hebben van Margariete Bierwisch Aerntsdochter 27 oude schilden, besteed aan een halven morgen van de 2 morgen in het Velperbroek, die zij en het Convent gekocht hebben van Steven van Brienen, waarvoor Margriete, Katherine, haar zuster, en Griete, dochter van Jacob Bierwisch, haar nicht, haar leven lang van het Godshuis zullen ontvangen de opbrengst van dien halven morgen
7.3. 1401-1450
7.4. 1451-1500
7.5. 1501-1580
laatste wijziging 24-06-2024
1.252 beschreven archiefstukken
307 gedigitaliseerd
totaal 5.783 bestanden

Kenmerken

Datering:
1185-1823
Auteur:
J. Loeff
Categorie:
laatste wijziging 24-06-2024
1.252 beschreven archiefstukken
307 gedigitaliseerd
totaal 5.783 bestanden