Charters en andere oorkonden ( Hoogheemraadschap van Rijnland )
33 Charters en andere oorkonden
CHRT-0579 -
Beschrijving:
Uitspraak in appèl van het Hof van Holland in de zaak van Aert Aertsz. de Jonge, Pieter Claesz., Lambrecht Pietersz., Dirck Claes Blockhouwer, Gerrit Gerritsz. Twaelfhoven, Maerten Jacobsz. Craen, Adriaen Roeloffsz. timmerman, Gerrit Evertsz., Claes Adriaensz., Pieter Aertsz. van Clevesteyn, Bouwen Gijsbrechtsz., Joost Cornelisz. Jonge Bestebroer, Geerloff Jacobsz., Willem Jan Willemsz., Claes Pietersz. timmerman, Jan Hagens, Adriaen Jacobsz. Brabander, Matheus Willemsz. Verhoeff, Lenert Cornelisz., Aechgen Pieter Huygen weduwe, Maritgen Claes Aertsz. weduwe, Johan Woutersz. als voogd van Janneken Wouters Sijmonsz. weduwe zijn moeder, Cornelis Hendricxcz. molenaar, Cornelis Dirck Pietersz., Adriaen Dirck Pietersz., Jacob Willemsz. Onderwater, Pieter Dircxsz. Capiteyn, Hendrick Thijsz. en Adriaen Gerritsz. smid, allen buren of ingelanden van Zwammerdam, met Helena gravin van Manderscheyt, vrouwe van Brederode, Voshol enzovoorts en schout en heemraden van Zwammerdam als gevoegden enerzijds tegen de dijkgraaf van Rijnland anderzijds over de competentie van Rijnland.
Appellanten hadden herstel (relief) gevraagd van twee procedurefouten: zij hadden de appèltermijn laten verstrijken en meenden ten onrechte geen declinatoire exceptie te hebben opgeworpen, omdat naar hun mening niet de hoogheemraden van Rijnland maar de door de heer van Voshol (en Zwammerdam) aangestelde schout en heemraden bevoegd zouden zijn. Het Hof heeft de eerste vormfout hersteld en appellanten ten aanzien van de tweede vormfout niet in hun stelling willen volgen. Hoogheemraden hadden op 1 april 1597 Aert Aertsz. de Jonge c.s. bij verstek veroordeeld op vordering van de dijkgraaf wegens overtreding van de artikelen 77 (overpad op de Rijndijk) en 82 (met paard en wagen rijden op de Rijndijk) van Rijnlands keur 1596.
Appellanten hadden herstel (relief) gevraagd van twee procedurefouten: zij hadden de appèltermijn laten verstrijken en meenden ten onrechte geen declinatoire exceptie te hebben opgeworpen, omdat naar hun mening niet de hoogheemraden van Rijnland maar de door de heer van Voshol (en Zwammerdam) aangestelde schout en heemraden bevoegd zouden zijn. Het Hof heeft de eerste vormfout hersteld en appellanten ten aanzien van de tweede vormfout niet in hun stelling willen volgen. Hoogheemraden hadden op 1 april 1597 Aert Aertsz. de Jonge c.s. bij verstek veroordeeld op vordering van de dijkgraaf wegens overtreding van de artikelen 77 (overpad op de Rijndijk) en 82 (met paard en wagen rijden op de Rijndijk) van Rijnlands keur 1596.
Zegel:
Rode was, uithangend, zwaar beschadigd.
Bijzonderheden:
Katern.
Zie ook CHRT-0580.
Zie ook CHRT-0580.
Datering:
22/12/1604
Plaats van uitvaardiging:
Den Haag
Formaat:
41,5 x 27
Gebruiksrecht:
Zie ook:
Organisatie: Hoogheemraadschap van Rijnland
laatste wijziging 16-03-2021
1 gedigitaliseerd
totaal 3 bestanden