Comparanten/verkopers: - Henrick Janzn.; - Willem Evertszn., als man en voogd van Weymtgen Jans; - Lambert Broeniszn. en Mathijs Broeniszn., als mombers over de onmondige kinderen van Gerrit Janzn.; Willem Evertszn. en Mathijs Broeniszn. maken zich tevens sterk en treden op voor Goortgen Jans en haar erven. Zij hebben dit verkocht aan Fabricio Berzette en Lammichgen Both, echtelieden, vrij van alle lasten, uitgezonderd 's Heeren ongelden, voor de som van 825 carolus gulden, te betalen bij aanvang in mei 1612 - 300 gulden, en het resterende bedrag in twee termijnen, mei 1613 en mei 1614. De 40e penning zullen de kopers betalen. Transport na betaling van de laatste termijn. Al hetgeen aard- en nagelvast is zal in het huis blijven, alsmede de bedsteden, camer en het ketten aan de put. Tot borg voor de kopers stelt zich Maes Lambertzn.
De verkopers bekennen 300 carolus gulden ontvangen te hebben van de kopers op 08-06-1612.
Op 20-06-1614 bekennen zij 262 car. gulden en 10 stuivers ontvangen te hebben, zoals zij ook ontvangen hebben op 18-06-1613.

Comparanten: - Goutgen Claesdr., met handen van haar man en gecoren voogd, - Jan Peterszn., ter ene zijde - Peter Janzn., haar zoon, - Frans van Daal, als man en voogd van Anna Jans, haar dochter, ter andere zijde Om alle twist en onenigheid te vermijden, die na het overlijden van Goutgen Claesdr. zou kunnen ontstaan, is als volgt overeengekomen. Peter Janzn. zal dadelijk krijgen en behouden het huis dat tegenwoordig door hem wordt bewoond, staande op de Havick, mits dat hij jaarlijks zal betalen ten behoeve van Goutgen Claesdr. 36 gulden, waarvan het eerste jaar vervalt op mei 1612 enzovoort, gedurende het leven van Goutgen en langer niet. Na haar overlijden zal de hoofdsom en de rente, zijnde 600 gulden, tussen Peter Janzn. en Anna Jans of hun kinderen gelijkelijk genoten worden. Omdat door Peter Janzn. het voornoemde huis dadelijk genoten zal worden, zal hij wederom dadelijk van de hof die door hem bij huwelijk is ontvangen, gelegen in de 1e steeg buiten Bloemendael bij deze afstand doen ten behoeve van Goutgen. Mits dat deze hof, na het overlijden van Goutgen, eveneens op Peter Janzn. en Anna Jans zal vererven, ieder voor de helft, zoals ook de resterende goederen van Goutgen, zonder dat zij enig van hen iets zal onthouden of onterven. Voor zover Goutgen tijdens haar leven enige penningen van de 600 gulden nodig zou hebben, zal Peter Janzn. gehouden zijn dit af te lossen, en zal geen rente over de afgeloste som meer worden betaald. Peter Janzn. en Anna Jans zullen gehouden zijn om na het overlijden van Goutgen Claesdr., de voornoemde Jan Peterszn., hetzij van de 600 gulden of uit de andere courante goederen die zij van hun moeder zullen erven, te betalen datgene dat bij een boedelscheiding, die tussen Goutgen Claesdr. en Jan Peterszn. opgesteld is, aan hem is toebedeeld.

Comparanten: - Gerbrich van Wenckum, weduwe van Jacob Beerntszn., met handen van - Henrick Both, haar gecoren voogd, en tevens momber over - Ghijsbert Jacobzn., haar zoon, ter ene zijde. - Jan Jacobszn., ter andere zijde. De overeenkomst is noodzakelijk voor het optimmeren van de loods of afdak staande naast het huis van Gerbrich van Wenckum. Jan Jacobszn. zal op de gemeenschappelijke muur tussen de huizen van Gerbrich van Wenckum en van hemzelf timmeren en een loden goot leggen op zijn kosten, welke goot alsdan Gerbrich en haar erven mede zal toebehoren voor de helft en voor de helft ten eeuwigen dage onderhouden zal worden. Jan Jacobszn. zal op de achtermuur van de voornoemde loods (grenzende aan de afdaken van Gerbrich) een opstaande gevel mogen plaatsen en de vensters daarvan zullen over de grond van Gerbrich van Wenckum mogen opengaan. Wanneer door deze vensters enige vuiligheid op de grond of het dak van Gerbrich van Wenckum wordt geworpen of anderszins door deze vensters aanmerkelijke schade wordt veroorzaakt, zal Jan Jacobszn. of de eigenaars van dit huis alsdan gehouden zijn deze vensters te vervangen door een schuifraam of door ramen die naar binnen opengaan. Voorts zal hij deze gevel alleen bezitten en op zijn kosten onderhouden en zal de muur waar deze gevel op getimmerd zal worden, voor zover de afdaken van Gerbrich van Wenckum er op uit komen, gemeenschappelijk blijven en op gemeenschappelijke kosten onderhouden worden en hetgeen door een ieder daar in gebroken wordt, zal door een ieder zelf gemaakt worden. Jan Jacobszn. zal aan de andere zijde van zijn loods grenzende aan het andere huis van Gerbrich van Wenckum naar de zijde van de Bloemendaelse poort op dezelfde grond een muur plaatsen waardoor een "tussenhuis" ontstaat, volgens de ordonantie dezer stad. Getuigen: Jacob Peterszn., Job Jacobszn. en Volcken Corneliszn.

Jonkheer Johan van Eck heeft dit voor hem en zijn erven verkocht aan Jaques Lourens en zijn huisvrouw en hun erven voor de som van 2.600 carolus gulden. Tevens heeft hij hen verkocht al de bedsteden, "sittewerck", buffet en houtwerk in het huis staande, voor 450 car. gulden. Wel te verstaan dat hij uit het huis zal meenemen de klerenkast in de zaal, nog een avondmaal (?) op het buffet, een "setelstoel" in de benedenkamer, naast het weeshuis staande, de "haelboomen" in het huis zijnde, evenals het huisraad in de opkamer boven de zaal. De koper zal het huis aanvaarden mei 1610, maar de huisvrouw van Peter Both May, die nog een jaar huur toekomt, zal door de koper "uitgehouden worden", welke huurpenningen ten voordele aan de koper zullen komen. De 40e penning zal de koper alleen dragen. De koper zal in aftrek van de voornoemde kooppenningen, bedragende tezamen 3.050 gulden, tot zijn last nemen de hoofdsom van 1.500 car. gulden. Evenals de hoofdsom van 400 gulden van Johan van Ingen, als man en voogd van zijn huisvrouw Geertruijt Sarcerius, alsmede de hoofdsom van 400 gulden van Lucia Henricxdr., van welke twee hoofdsommen elk jaarlijks 25 car. gulden wordt betaald. Nog een hoofdsom van 700 gulden van Steven Verborch en Dirckgen Goris, echtelieden. De koper zal de verkoper van deze hoofdsom en renten moeten vrijen en schade vergoeden en de rentheffers daaromtrent informeren zodat de verkoper daarvan wordt ontslagen. De resterende kooppenningen (1.550 gulden) zullen in twee termijnen betaald worden, mei 1610 - 775 gulden en mei 1611 - 775 gulden, waarna transport en vrijnge zal worden gedaan, uitgezonderd 's Heeren ongelden (= grondbelasting). Er is overeengekomen dat de verkoper de opkamer boven de zaal nog aan zich zal houden tot mei 1611. De verkoper zal de koper vrijen van de vervallen lasten van de 1.500 gulden en nog te vervallen lasten tot mei 1611; daarna zal de koper in deze lasten treden. De kosten van transport en inschrijven zullen half om half zijn.