64 Bij het codicil van 13 mei 1618 heeft Heer Jacob Franssen van Lieshoudt pastoor te Eindhoven op de 23e mei nog toegevoegd dat hij Mariken zijn zuster legateert zijn beste mantels zowel zomer- als wintermantels, aan Mariken en Jacob Goortssen ieder de helft van het ‘webgaren’, aan Jacob ook nog een bed met twee paar lakens en een groene ‘saergie’ en hoofdpeluw en een oorkussen, aan Mariken vier groene stoelen, drie halen met de lat en haken waar de lat in ligt, ook aan haar het gebruik van de hof tot half maart toe en het huis tot Pasen; wat ze met het varken doet in de kooi mag ze zelf weten, voorts legateert hij haar een waskuip, twee grote wijnstopen, drie nieuwe halve tonnen, de kleine tafel, een kleerkast, een half dozijn borden [tellioren] behalve die in het testament staan, 50 pond fijn tin waaruit ze een keuze kan maken, een groen tafelkleed, een glazen kast met al het glaswerk, een paar brandijzers tang en schup alle met metalen knoppen, een grote koperen moespot, idem de beste ‘geschelde’ drinkpotten, de grootste en beste koperen ketel, zes groene zitkussens; aan Jenneken Moens legateert hij twee engelen die op het buffet staan, aan het heilig grafaltaaar het tafereeltje van Onze Lieve Vrouw dat op het buffet staat, idem het tafereel waar ons Heer aan het kruis hangt aan het Convent te Boxtel.
Slottekst: “Actum ut supra voor getuijgen dese onderteeckent hebbende en was onderteeckent met eijgen handen aldus Petrus Rutgeri presbyter, Joes van den Hoove presbyter, Willem Reinders dwelck ick onderschreven openbaer notaris inde Rade van Brabant geadmitteert beneffens de vors. getuijgen oyck attestere Joes Keutsius