Uw zoekacties: Seijst, 2010; p. 43

titel ( Gemeentearchief Zeist )

Veel archieven hebben ook een bibliotheekcollectie. Dit is zeer divers van aard, denk bijvoorbeeld aan informatieve boeken over de regio, tijdschriften van een vereniging, programmaboekjes van verkiezingen, artikelen uit kranten en tijdschriften.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Seijst, 2010; p. 43
Titel:
Seijst
Beheerder:
Zeister Historisch Genootschap
Jaar:
2010
Pagina:
43
Is onderdeel van:
De Posterij
Het postkantoor in de 1e
Dorpsstraat, circa Door L. Visser
Op 23 mei 2006 besloot het college van burgemeester en wethouders voor de nieuwbouw op het terrein van het postkantoor aan Het Rond de toepasselijke straatnaam ‘De Posterij’ vast te stel- len. Dat riep de vraag op hoe de posterij in het verleden in Zeist geregeld was.
De Postwet van 1807 W e komen het woord
posterij in de meer- voudsvorm tegen in
de eerste Nederlandse Postwet van 17 april 1807 waarin het staatsmo- nopolie werd geregeld op het verza- melen en vervoeren van brieven en waarin sprake was van ‘postillions der Koninklijke posterijen’.
Tot 1824 werd de Zeister post twee maal per week van en naar Utrecht gebracht door Johann Wilhelm Lotz (1747-1824). Op 30 augustus 1824 schreef de gouverneur van Utrecht aan de burgemeester dat de Staats- raad Administrateur der Posterijen op 18 augustus 1824 had besloten met ingang van 1 oktober 1824 in Zeist een distributiekantoor daar te stellen. Hij vervolgde: ‘De weduwe (Catharina Adelheid Lotz-Heijen) werd met het distributiekantoor be- voordeeld, waardoor ik hoop haar zo- veel mogelijk de schade welke zij van
de onderhavige suppressie ondervindt te hebben gewaarborgd’. De komst van het distributiekantoor hield in dat Zeist voortaan dagelijks door de postiljon van Utrecht op Arn- hem werd aangedaan en dat de bo- deloop van Zeist naar Utrecht vice versa werd opgeheven. Na het overlijden van de weduwe Lotz op 3 mei 1832 werd Johann Christiaan Grassman (1789-1864) distributeur. Hij woonde naast mevr. Lotz op het Broederplein en hij had het werk tijdens haar ziekte al enige tijd waargenomen. Op 29 december 1832 schreef de gouverneur van Utrecht aan de bur- gemeester dat de postrijder, die de postrit tussen Utrecht en Arnhem binnen zes uur moest afleggen, voor het ophalen en afleveren van post op het kantoor op het Broederplein een kwartier extra tijd nodig had. De gouverneur verlangde dat Gras- sman zijn kantoor zou verplaatsen naar de straatweg c.q. de Dorps-
straat. De burgemeester antwoord- de op 5 januari 1833 dat Grassman diverse pogingen had gedaan om een huis aan of dichtbij de Dorps- straat te vinden, maar door het gro- te gebrek aan woningen was hem dat niet gelukt. Hij had toegezegd dat hij telkens de postiljon tegemoet zou gaan ten einde alle oponthoud te voorkomen. De controleur Selle te Utrecht had zich daarmee tevre- den getoond en zo was dat probleem voorlopig opgelost.
Naast de officiële postverzorging had de Evangelische Broederge- meente een eigen bodeloop op Utrecht, die tot groot verdriet van het gemeentebestuur en de inwo- ners van Zeist in de zomer van 1834 werd beëindigd. De burgemeester schreef op 25 augustus 1834 aan de gouverneur te Utrecht, dat se- dert langer dan tachtig jaren, en wel sedert de vestiging van de Evan- gelische Broedergemeente alhier,
1900. GEMEENTEARCHIEF ZEIST, FOTOCOLLECTIE
Seijst 2010 II-43
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer
Organisatie: Gemeentearchief Zeist