Uw zoekacties: Seijst, 2003; p. 81

titel ( Gemeentearchief Zeist )

Veel archieven hebben ook een bibliotheekcollectie. Dit is zeer divers van aard, denk bijvoorbeeld aan informatieve boeken over de regio, tijdschriften van een vereniging, programmaboekjes van verkiezingen, artikelen uit kranten en tijdschriften.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Seijst, 2003; p. 81
Titel:
Seijst
Beheerder:
Zeister Historisch Genootschap
Jaar:
2003
Pagina:
81
Is onderdeel van:
AGRARISCH ZEIST lOPEN MONUMENTENDAG 2003
bewoning hier op het zand van de stuw- wal, daar waar nu de Utrechtse- en Drie- bergseweg lopen. De hoge zandgronden waren voor bewoning aantrekkelijk, de lage, vruchtbare gronden gebruikte men voor het landbouwbedrijf. De heidegron- den aan de noordzijde van de stuwwal dienden voor het weiden van schapen en voor plaggen steken. De gronden aan de zuidzijde waren meer weidegronden en hooilanden. Tegen het einde van de achttiende eeuw moet Zeist een echt boerendorp geweest zijn.
Vanaf 1798, het begin van de Franse
tijd, neemt het landbouwareaal in Zeist toe doordat een staatsregeling de ontgin- ning van de woeste gronden propageert. Voor dergelijke ontginningen ontving men ingevolge een wet uit 1809 belasting- voordeel gedurende een periode van 50 jaar. Uit een enquête van 1814 blijkt dat van de 4985 hectare grond in de gemeente ongeveer 900 hectare voor het agrarisch bedrijf in gebruik is. Circa 660 hectare daarvan doet dienst als bouwland en 245
hectare als weiland. Voor de rest gaat het om woeste gronden. Vanouds hadden de boeren het recht de woeste gronden te gebruiken. Het weinige gebruik dat ze ervan maakten leidde af en toe tot twis- ten. Tussen 1686 en 1840 gaven de Staten van Utrecht en later de Rijksdomeinen de gronden in erfpacht uit of verkochten ze. Het verdwijnen van de gemene heide was er mede debet aan dat het aantal schapen in 1819 fors verminderd was. Omstreeks 1830 bestond er nauwelijks meer gemeen- schapsgrond binnen de gemeente Zeist. Alleen de heide bij Austerlitz werd nog als dusdanig beschouwd.
Niet alle woeste grond werd tot land- bouwgrond ontgonnen. Gegoede burgers brachten naar voorbeeld van de heren Damblé en Hubert op de heidevelden productiebossen aan, wat ten koste van het weiden van schapen en het steken van plaggen voor bemesting ging. Behalve een belastingvoordeel mocht men na enige tijd ook op inkomsten uit de verkoop van hout rekenen. In 1814 was ruim
500 hectare grond met bos beplant. Dat areaal groeide uit tot 800 hectare in 1829 en tot 1111 in 1832. Wellicht was de uitbreiding een gevolg van het succes dat men behaalde met het poten van de grove den.
Uit de opgave behorend bij de kadas-
trale kaart van 1832 blijkt dat er nog 1846 hectare heide of woeste grond was. Ruim een derde deel van de gronden in de gemeente,1383 hectare, kent dan inmid- dels een agrarisch gebruik. Dat is een toename van ongeveer 50% vergeleken met 1814. Het areaal bouwland is van 660 gegroeid tot ruim 957 hectare. Daarvan ligt ongeveer 700 hectare in de west- en zuidwesthoek van de gemeente, waar de voor landbouw geschikte kleigronden liggen. Daar vinden we ook 353 hectare van de totaal ruim 374 hectare weiland, evenals de 52 hectare boomgaarden. Voor geriefhout is in de gemeente Zeist anno 1832 bijna 504 hectare beschikbaar. De toenemende betekenis van de landbouw in Zeist blijkt niet alleen uit het grond-
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer
Organisatie: Gemeentearchief Zeist