033 Stad en ambacht Heenvliet ( Streekarchief Voorne-Putten )
033
Stad en ambacht Heenvliet
Inleiding
Bijlagen
Regesten
380. Leenmannenvonnisboek, (1595-1635)
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Cornelis Claesz, gedaagde.
Gedaagde krijgt de eis op schrift en 24 uur om te antwoorden.
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Leenert Ariensz, gedaagde.
Eiser eist een boete van 100 g. Gedaagde wil ontslag van de eis en ontslag van kosten.
Leenmannen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag. In die tijd moet de gedaagde de ceel overleveren.
Jacob Jansz Winter, impetrant van gijzeling, contra Joost Cornelisz, gegijzelde.
Impetrant eist volgens de custingbrief betaling van de verlopen custing op de landstede, waarop Jan Stevensz placht te wonen. Jacob Jobsz, pp. voor Joost Cornelisz zijn borg, is bereid over zes weken te betalen, omdat Arien Ariensz Cruyswech twee stukken land wil overnemen, het ene in het Moertje en het andere in de Hoystal, met de vruchter, die er nu op staan.
De baljuw wil, dat Cruyswech in eigen persoon wordt gehoord. Hij compareert niet en zal nogmaals worden opgeroepen.
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Thomis Jansz aan de Bernissendijk, verweerder.
Eiser eist, dat verweerder binnen 14 dagen zijn konijnen van de Bernisser zeedijk haalt, of een boete van 100 g. Verweerder vindt de eis niet ontvankelijk.
Leenmannen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag ‘tot meer behulp van leenmannen’.
De baljuw, eiser, contra Aert Cornelisz Buys, verweerder. Leenmannen blijven bij hun uitspraak.
De baljuw, eiser, contra Jan Cornelisz Joncker, gedaagde. Eiser eist geseling van de gedaagde, verbanning uit de heerlijkheid Heenvliet, confiscatie van zijn goederen en een boete van 100 pond. Verweerder verzoekt een maand tijd om te antwoorden.
Gedaagde krijgt de eis op schrift en 24 uur om te antwoorden.
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Leenert Ariensz, gedaagde.
Eiser eist een boete van 100 g. Gedaagde wil ontslag van de eis en ontslag van kosten.
Leenmannen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag. In die tijd moet de gedaagde de ceel overleveren.
Jacob Jansz Winter, impetrant van gijzeling, contra Joost Cornelisz, gegijzelde.
Impetrant eist volgens de custingbrief betaling van de verlopen custing op de landstede, waarop Jan Stevensz placht te wonen. Jacob Jobsz, pp. voor Joost Cornelisz zijn borg, is bereid over zes weken te betalen, omdat Arien Ariensz Cruyswech twee stukken land wil overnemen, het ene in het Moertje en het andere in de Hoystal, met de vruchter, die er nu op staan.
De baljuw wil, dat Cruyswech in eigen persoon wordt gehoord. Hij compareert niet en zal nogmaals worden opgeroepen.
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Thomis Jansz aan de Bernissendijk, verweerder.
Eiser eist, dat verweerder binnen 14 dagen zijn konijnen van de Bernisser zeedijk haalt, of een boete van 100 g. Verweerder vindt de eis niet ontvankelijk.
Leenmannen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag ‘tot meer behulp van leenmannen’.
De baljuw, eiser, contra Aert Cornelisz Buys, verweerder. Leenmannen blijven bij hun uitspraak.
De baljuw, eiser, contra Jan Cornelisz Joncker, gedaagde. Eiser eist geseling van de gedaagde, verbanning uit de heerlijkheid Heenvliet, confiscatie van zijn goederen en een boete van 100 pond. Verweerder verzoekt een maand tijd om te antwoorden.
033 Stad en ambacht Heenvliet
Inleiding
Bijlagen
Regesten
380. Leenmannenvonnisboek, (1595-1635)
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Cornelis Claesz, gedaagde.
Gedaagde krijgt de eis op schrift en 24 uur om te antwoorden.
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Leenert Ariensz, gedaagde.
Eiser eist een boete van 100 g. Gedaagde wil ontslag van de eis en ontslag van kosten.
Leenmannen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag. In die tijd moet de gedaagde de ceel overleveren.
Jacob Jansz Winter, impetrant van gijzeling, contra Joost Cornelisz, gegijzelde.
Impetrant eist volgens de custingbrief betaling van de verlopen custing op de landstede, waarop Jan Stevensz placht te wonen. Jacob Jobsz, pp. voor Joost Cornelisz zijn borg, is bereid over zes weken te betalen, omdat Arien Ariensz Cruyswech twee stukken land wil overnemen, het ene in het Moertje en het andere in de Hoystal, met de vruchter, die er nu op staan.
De baljuw wil, dat Cruyswech in eigen persoon wordt gehoord. Hij compareert niet en zal nogmaals worden opgeroepen.
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Thomis Jansz aan de Bernissendijk, verweerder.
Eiser eist, dat verweerder binnen 14 dagen zijn konijnen van de Bernisser zeedijk haalt, of een boete van 100 g. Verweerder vindt de eis niet ontvankelijk.
Leenmannen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag ‘tot meer behulp van leenmannen’.
De baljuw, eiser, contra Aert Cornelisz Buys, verweerder. Leenmannen blijven bij hun uitspraak.
De baljuw, eiser, contra Jan Cornelisz Joncker, gedaagde. Eiser eist geseling van de gedaagde, verbanning uit de heerlijkheid Heenvliet, confiscatie van zijn goederen en een boete van 100 pond. Verweerder verzoekt een maand tijd om te antwoorden.
Gedaagde krijgt de eis op schrift en 24 uur om te antwoorden.
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Leenert Ariensz, gedaagde.
Eiser eist een boete van 100 g. Gedaagde wil ontslag van de eis en ontslag van kosten.
Leenmannen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag. In die tijd moet de gedaagde de ceel overleveren.
Jacob Jansz Winter, impetrant van gijzeling, contra Joost Cornelisz, gegijzelde.
Impetrant eist volgens de custingbrief betaling van de verlopen custing op de landstede, waarop Jan Stevensz placht te wonen. Jacob Jobsz, pp. voor Joost Cornelisz zijn borg, is bereid over zes weken te betalen, omdat Arien Ariensz Cruyswech twee stukken land wil overnemen, het ene in het Moertje en het andere in de Hoystal, met de vruchter, die er nu op staan.
De baljuw wil, dat Cruyswech in eigen persoon wordt gehoord. Hij compareert niet en zal nogmaals worden opgeroepen.
De baljuw, eiser in cas van exces, contra Thomis Jansz aan de Bernissendijk, verweerder.
Eiser eist, dat verweerder binnen 14 dagen zijn konijnen van de Bernisser zeedijk haalt, of een boete van 100 g. Verweerder vindt de eis niet ontvankelijk.
Leenmannen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag ‘tot meer behulp van leenmannen’.
De baljuw, eiser, contra Aert Cornelisz Buys, verweerder. Leenmannen blijven bij hun uitspraak.
De baljuw, eiser, contra Jan Cornelisz Joncker, gedaagde. Eiser eist geseling van de gedaagde, verbanning uit de heerlijkheid Heenvliet, confiscatie van zijn goederen en een boete van 100 pond. Verweerder verzoekt een maand tijd om te antwoorden.
laatste wijziging 10-06-2024
10.607 beschreven archiefstukken
30 gedigitaliseerd
totaal 809 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 10-06-2024
10.607 beschreven archiefstukken
30 gedigitaliseerd
totaal 809 bestanden
Kenmerken
Datering:
1411 - 1811
Beschrijving:
Archief van de stad en het ambacht Heenvliet
Omvang:
23,70 meter, 1583 inventarisnummers
Inventarisatie:
L.W. Hordijk, 2005
Taal:
Nederlands
Taal archiefmateriaal:
Het merendeel van de stukken is in het Nederlands
Soort archiefmateriaal:
Normale geschreven en gedrukte documenten, charters en bijzondere handschriften
Bewaarplaats:
Streekarchief Voorne-Putten
Status open dataset:
Beschikbaar
Open data eigenaar:
Streekarchief Voorne-Putten
Licentie:
Geografische namen:
Categorie:
Opendata trefwoord:
Archiefvormer(s):
laatste wijziging 10-06-2024
10.607 beschreven archiefstukken
30 gedigitaliseerd
totaal 809 bestanden